Vroeger werd gedacht dat schizofrenie een aangeboren, erfelijke hersenafwijking was die zich plots openbaarde en vanaf dat moment stilstond. Uit onderzoek blijkt dat allemaal niet juist te zijn. gezondNU zet een aantal nieuwe wetenschappelijke inzichten over schizofrenie op een rij.
Genen en & infectie
Het ontstaan van schizofrenie is voor zeventig procent genetisch bepaald. Die genetische belasting is niet genoeg om het ook te krijgen. Er moeten uitlokkers zijn, wil de schizofrenie zich openbaren. Het gebruiken van cannabis is een bekende uitlokker. Maar ook wonen in een stad. In dat rijtje is een bijzondere uitlokker bijgekomen: een herpesinfectie.
Uit genenonderzoek blijkt dat er meerdere genen een rol spelen bij het ontstaan van schizofrenie. Een internationaal onderzoeksteam, waaronder dr. ir. Roel Ophoff (UMC Utrecht), ontdekte dat drie genen een rol spelen bij het ontstaan van schizofrenie. Het gaat om genen die van belang zijn bij de ontwikkeling van de hersenen (met name het geheugen). Daarnaast bezitten zij specifieke varianten van het zogenaamde MHC-een gen, dat er op zou wijzen dat infecties invloed hebben op het ontstaan van schizofrenie.
Die ontdekking sluit aan bij onderzoek van Janine Doorduin (UMC Groningen). Zij toont in onderzoek aan dat een herpesvirus een belangrijke rol kan spelen bij het ontstaan van schizofrenie. Ze onderzocht het effect van een infectie met het herpesvirus op het gedrag en hersenfunctie van proefdieren. Een infectie van de hersenen leidde tot een ontsteking in de hersenen. Hierdoor veranderde het gedrag van de proefdieren en de regulatie van neurotransmitters op een manier die ook bij mensen met schizofrenie gebeurt. Werd de herpesinfectie bij de dieren behandeld met antipsychotica (dezelfde medicatie als bij mensen net schizofrenie), dan nam de ontsteking in de hersenen af.
Bij mensen met schizofrenie die een psychose hebben, is ook een ontsteking aanwezig in de hippocampus te zien. Doorduin vond in een deel van de hersenen een infectie met het herpesvirus. Haar resultaten tonen niet aan wát de precieze rol is van het herpesvirus, maar het biedt nieuwe aanknopingspunten bij het ontstaan van schizofrenie.
Schizofrenie staat niet stil
Een ander idee over schizofrenie is dat het een stilstaan proces is, maar ook dat blijkt niet waar. Zo laat onderzoek van professor dr. René Kahn (UMC Utrecht) zien dat schizofrenie een actieve, progressieve hersenziekte is.
Via MRI-scans is aangetoond dat de hersenen van mensen met schizofrenie kleiner zijn dan gemiddeld. En hoe ernstiger de aandoening, hoe kleiner. Oftewel: bij iedereen slinkt het volume van het brein als hij ouder wordt, maar bij mensen met schizofrenie gaat die afname sneller. De ontwikkeling van de ziekte gaat dus continu door. En dat pleit voor een actieve behandeling, betoogt Kahn. Psychiaters moeten altijd proberen te voorkomen dat mensen verslechteren of terugvallen.
De problemen ontstaan ook niet plots. Schizofrenie openbaart zich vaak in de late puberteit. En achteraf typeren ouders het gedrag van hun kind al als ‘anders’. Meer teruggetrokken gedrag bijvoorbeeld, of anders functioneren dan de andere kinderen uit het gezin. Het gedrag wordt lang geschoven op ‘puberen’. Maar door die misdiagnose worden zo de voortekenen van een naderende eerste psychose gemist.
Dat de problemen zich al voor de daadwerkelijke diagnose openbaren blijkt, ook uit onderzoek van de VUmc (Amsterdam). In tweelingenonderzoek werden schoolprestaties vergeleken van tweelingen waarvan de één later schizofrenie kreeg en de ander niet. Uit het achteraf-onderzoek blijkt dat de schoolprestaties van degene met schizofrenie al voor de diagnose minder goed waren en diegene vaker bleef zitten. De onderzoekers denken dus dat de cognitieve achterstand op dat moment al is gestart.
Een vroege signalering is echter wel belangrijk. De ervaring van hulpverleners en psychiaters is namelijk dat als de eerste psychose goed wordt behandeld, er géén schizofrenie hoeft te ontstaan. Om die reden startte Noorwegen een onderzoek dat niet alleen voorlichting gaf aan artsen en hulpverleners, maar ook aan het grote publiek
Eerste psychose, snelle behandeling
De belangrijkste winst in de behandeling van schizofrenie is te boeken in het begin. Hoe beter de behandeling van een eerste psychose, hoe beter het beloop van de aandoening in het verdere leven.
Schizofrenie kenmerkt zich bijna altijd met het optreden van psychoses. Dit zijn perioden waarin het contact met de realiteit ernstig is verstoord. Iemand is erg in de war en angstig en heeft last van wanen. Veruit de meerderheid van de mensen met schizofrenie (85 procent) krijgt meerdere psychotische periodes.
Professor. dr. Don Linszen (AMC Amsterdam) betoogt dat met een goede behandeling bij de helft van de mensen een terugval voorkomen worden. Hoe sneller en effectiever is ingegrepen, hoe kleiner de kans is op een (snelle) herhaling van de psychose en hoe minder heftig de ziekte zich ontwikkelt.
Dat inzicht heeft geleid tot een nieuwe behandelstrategie. Niet alleen medicijnen slikken is belangrijk, maar ook uit letterlijke ‘bemoeizorg’. Hulpverleners moeten niet wachten tot cliënten zich melden, maar hen actief opzoeken en hen direct helpen met werken en wonen. Niet alleen een psychiater, ook een team met een maatschappelijk werker, arbeidsexpert en eventueel verslavingsdeskundige.
In die nieuwe behandelstrategie worden ook de ouders getraind. Zo zijn in het AMC in Amsterdam trainingen gehouden waar ouders leren hun kind goed te ondersteunen en in gesprekken valkuilen te vermijden. Zo’n valkuil is gedrag afkeuren en veroordelen.
Gesprekken moeten juist begripvol verlopen.
Ouders spelen een belangrijke rol: de eerste analyses laten zien dat bij ouders die de training volgden, ruim twee keer zoveel kinderen stopten met cannabis dan in een controlegroep. Belangrijk, want cannabis vergroot de kans op een nieuwe psychose sterk.