De schrikkeldag werd in 46 voor Christus ingevoerd door Julius Caesar. Hij hervormde de Romeinse kalender en bepaalde dat er eens in de vier jaar een schrikkeldag moest worden ingelast. Dit was nodig omdat de aarde 365 dagen en ongeveer 6 uur nodig heeft om rond de zon te draaien. Ieder kalenderjaar duurde daardoor dus 6 uur korter dan het zogenaamde zonnejaar. Door eens in de vier jaar (4×6=24 uur) een schrikkeldag in te voeren zouden we niet uit de pas gaan lopen.
De berekening van Caesar was echter niet helemaal volledig. Hierdoor was er in de zestiende eeuw een verschil ontstaan van maar liefst tien dagen. Paus Gregorius XIII wilde dat in 1582 herstellen. De Gregoriaanse kalender ging toen in en men liep de achterstand in een klap in door van 4 oktober 1582 over te gaan op 15 oktober 1582. Om te voorkomen dat er weer zo'n groot verschil zou ontstaan, bepaalde de paus dat eeuwjaren voortaan geen schrikkeljaar meer zouden zijn, behalve de door 400 deelbare eeuwjaren. Hierdoor was bijvoorbeeld 1900 geen schrikkeljaar, maar het jaar 2000 wel.