Nadat Franny van kanker genas, verwachtte ze haar oude leven weer op te kunnen pakken. Maar haar lichaam bleek zo beschadigd dat dit niet meer lukte. Franny belandde in een depressie. “Voor mijn gevoel ben ik een paar jaar van mijn leven kwijt.” Toch ging de zon weer schijnen.
“Wat heeft het leven nog voor zin? Tijdens mijn depressie vroeg ik me dat voortdurend af. Ik bleef hangen in mijn wereldje vol negativiteit. Iedere ochtend baalde ik dat ik wakker werd. Het liefst had ik het dekbed weer over mijn hoofd getrokken om de hele dag in bed te blijven. Toch sleepte ik me eruit; ik moest voor mijn man en kinderen zorgen. Alles ging op de automatische piloot. Mijn lichaam was aanwezig, mijn geest niet.”
“Vijf jaar eerder blaakte ik van gezondheid. Ik sportte veel, had een goede, drukke baan, een leuk sociaal leven en ik zorgde voor mijn twee zonen en mijn man Marcel, die MS heeft. Na een lange, slepende periode waarin ik scheidde van de vader van mijn kinderen, had ik net alles op de rit. Natuurlijk was ik moe. Ik werkte veel en die scheiding was me niet in de koude kleren gaan zitten. Logisch ook dat ik gewicht verloor, dacht ik. Tot ik op een dag een knobbel ontdekte in mijn oksel. Gewoon een opgezette klier, maakte ik mezelf wijs. Ik stak mijn kop in het zand en ging door. Tot Marcel aan de rem trok. ‘Nu ga je naar de dokter’, zei hij streng.”
“Ik ga op vakantie!”
“Er werd een biopt genomen en een week later kreeg ik de uitslag: het was kanker en het zag er heel slecht uit. Het suisde in mijn oren. Ging dit over mij? Het leek alsof ik in een toneelstuk speelde. Straks zouden we applaus krijgen en was alles voorbij. Op weg naar huis zette ik mijn auto aan de kant. Ik gilde en schreeuwde: ‘Dit wíl ik niet!’ Na een paar minuten al veegde ik mijn tranen weg en startte de auto. Het had geen zin om bij de pakken neer te zitten. De kinderen en Marcel hadden me nodig. En ik was nog lang niet klaar met mijn leven. Kom maar op, dacht ik strijdvaardig. Ik ga het redden, let maar op!”
“Ik kreeg de zwaarste behandeling: opereren, bestralen, chemotherapie en hormoontherapie. Mijn haar viel uit, ik werd dik en kwam in een klap in de overgang. Ondanks alles bleef ik vrolijk en positief. Als de taxi die me naar het ziekenhuis bracht voor de deur stond, zei ik: ‘Ik ga weer een dagje op vakantie!’ Nooit verloor ik het vertrouwen in een goede afloop. Ik leefde in een soort overlevingsroes.”
“Ik voelde me afstotelijk”
“Na acht maanden had ik alle behandelingen gehad en werd ik met tassenvol medicijnen weer losgelaten. Mooi, dacht ik. De kanker is weg, ik kan mijn oude leven oppakken. Maar dat viel tegen. Nu pas drong tot me door wat er de afgelopen maanden was gebeurd. Ik voelde me afstotelijk: een dikke, kale, onvruchtbare, zwetende homp vlees. Na iedere inspanning was ik doodmoe en door de chemo was mijn concentratievermogen beschadigd. Ik werd gedeeltelijk afgekeurd en verloor mijn baan. En doordat ik mijn rekeningen niet meer kon betalen, bouwde ik een schuld op. Ook Marcel ging verder achteruit. Hij kon bijna niet meer lopen en had veel pijn. Klap na klap kreeg ik te verstouwen. Het werd steeds moeilijker om positief te blijven.”
Trap onder mijn kont
“Is dit het nou?, vroeg ik me af. Heb ik hiervoor kanker overleefd? Ik verloor het geloof in mezelf en had nergens meer zin in. Terwijl de rest van de wereld voortraasde, zakte ik steeds dieper in een zwart gat. Ik had niets meer om naar uit te kijken of om van te genieten. Als het zo moest, hoefde het voor mij niet meer. Vrienden en kennissen begrepen er niets van. ‘Wees blij dat je leeft!’, zeiden ze. Het irriteerde me. Wat wisten zij er nou van? Anderen waren ronduit lomp. Dan ging ik naar een verjaardag en riep er iemand: ‘Wat ben jij dik geworden!’ Ik was het zo zat om veroordeeld te worden dat ik me begon af te zonderen. Ik raakte geïsoleerd.”
“Weer was het Marcel die me een trap onder mijn kont gaf. ‘Volgens mij ben je depressief’, zei hij. De huisarts bevestigde zijn vermoeden en raadde me antidepressiva aan. Dat wilde ik niet; ik slikte al zo veel troep. De tweede optie was praten met een maatschappelijk werker. Daar voelde ik ook niet veel voor. Praten met anderen loste naar mijn idee weinig op, ik moest het zelf doen. Zo ging ik naar huis, maar nu in de wetenschap dat ik inderdaad depressief was. En met de motivatie om er hoe dan ook uit te komen.”
Trots op zijn moeder
“Hoe langer je in een depressie zit, hoe moeilijker het is om jezelf uit de put te trekken. Ik had geluk dat ik er op tijd bij was; ik kon de knop nog omzetten. Zo herwon ik mijn vechtlust en ging ik weer knokken. Het lukte de negatieve spiraal om te buigen naar een positieve. Stap voor stap werd ook mijn lichaam krachtiger. Natuurlijk kon ik niet alles meer van voor de kanker, maar ik leerde het te accepteren. Ik zag het leven weer zitten.”
“Op de achtergrond sluimert het nog, de depressie. Maar ik ben er alert op en druk het snel de kop in zodra ik voel dat het misgaat. Een paar weken geleden mocht ik stoppen met de hormonale medicatie. Toen pas merkte ik dat die medicijnen ook een bedrukkend effect hadden op mijn humeur. Ik voel me nu vrolijker, helderder, frisser. Ik voel me bevrijd.”
“Laatst zei mijn jongste zoon: ‘Ik heb mijn oude, energieke moeder terug. Ik ben trots op je, ma!’ De tranen stonden in mijn ogen. Voor mijn gevoel ben ik een paar jaar van mijn leven kwijt. Maar nu ik mijn depressie te boven ben, draai ik weer mee. Niet op volle toeren, maar dat hoeft ook niet. Ik ga uit van de dingen die ik wél kan.”
“Mijn schuld is bijna afgelost en ik ben schoon verklaard. Ik durf weer te leven! Wel wil ik, omdat ik altijd voor anderen heb gezorgd, nu ook iets voor mezelf. Daarom ga ik binnenkort een opleiding volgen tot voedingscoach. Mijn doel is mensen die een ziekte hebben doorgemaakt te helpen zich weer lekker in hun vel te voelen.”
“Ik heb niet de illusie dat er zich geen problemen meer voor zullen doen. Als je eenmaal kanker hebt gehad, is er een kans dat het terugkomt. En ook Marcels ziekte verergert. Gelukkig hebben we elkaar; ik sleur hem erdoor en hij mij. We houden elkaar in evenwicht.”
Mijn missie
“Ik heb een tweede kans gekregen en daar ben ik dankbaar voor. Maar ik wil er ook iets mee doen. Zo zie ik het als mijn missie om als ambassadeur van Fonds Psychische Gezondheid de nazorg voor kankerpatiënten te verbeteren. Gelukkig is daar in steeds meer ziekenhuizen tegenwoordig wél aandacht voor. Verder hoop ik dat mensen zich door mijn verhaal bewuster worden van de signalen van een depressie. Want hoe vroeger je het opmerkt, hoe groter de kans dat je er zonder medicijnen uitkomt.”
“Door alles wat ik heb meegemaakt, ben ik sterker geworden, maar ik heb ook mijn prioriteiten verlegd. Omdat ik weet dat iedere dag je laatste kan zijn, probeer ik zo veel mogelijk te genieten van dingen die me echt blij maken. Een simpele wandeling in de natuur, een lekker kopje thee of een knuffel van je geliefde zijn al genoeg. Bewust zijn van en tevreden zijn met wat je hebt, dat is waar het om draait.”
Franny is ambassadeur van Fonds Psychische Gezondheid. Zie ook www.psychischegezondheid.nl/depressie