Wie: Liza Alstadt-Rensen (29), getrouwd, twee kinderen, werkt in een verpleeghuis en is burgerhulpverlener
Hoe vaak krijgt iemand in mijn omgeving nou een hartstilstand, dacht ze nog toen ze zich aanmeldde als burgerhulpverlener. Maar al na vier weken krijgt Liza haar eerste oproep via HartslagNu om hulp te verlenen.
“Ik drukte net op de deurbel van een cliënt van de thuiszorg waar ik toen werkte, toen ik mijn telefoon hoorde piepen. ‘Oproep! Ga direct naar het slachtoffer’, las ik. Ik slikte, mijn keel voelde droog. Nu al? Kan ik dit wel in mijn eentje? Het was vier weken nadat ik de cursus tot burgerhulpverlener had afgesloten. Toch stapte ik op de fiets en reed naar het adres.”
“In de voortuin trof ik een jongen aan, volledig in paniek. Binnen stond een vrouw. Ze huilde en gilde. Haar ogen spraken boekdelen. Ze was aan de telefoon, maar kreeg geen woord uit haar mond. Op de grond lag een man – zijn gezicht werd al blauw. Ik wist dat ik weinig tijd had, knielde naast hem neer en begon te reanimeren.”
Alleen op de wereld
“De adrenaline gierde door mijn lijf; mijn focus en alertheid waren extreem hoog. Zijn leven lag in mijn handen, daar was ik mij meteen van bewust. Het voelde alsof ik alleen was met die man; de wereld om mij heen vergat ik. Stonden er mensen om ons heen? Huilden ze? Waren ze familie van de man? Geen seconde was ik daar mee bezig. Ik reanimeerde zo’n zeven keer, toen kwamen de politie en ambulance en werd hij naar het ziekenhuis gebracht. Het ging vliegensvlug en tegelijkertijd tergend langzaam.”
“Een paar dagen later stond er een vreemde man op de stoep, in zijn handen een bos bloemen. Het was de man die ik had gereanimeerd. Ik herkende hem niet. In mijn gedachten was hij groot en had hij een bol gezicht, maar voor mij stond een kleine, slanke man. Als ik hem nu door de straat zie lopen, voel ik me trots: ik heb daar mijn steentje aan bijgedragen.
Tijdens de reanimatie voelde ik geen enkele emotie. Alles was uitgeschakeld, er was een knop omgegaan. Toen de man naar het ziekenhuis werd gebracht, ging ik terug naar de cliënt die ik eigenlijk zou verzorgen. Zij was helemaal ondersteboven van wat ik had gedaan, maar het drong bij mij pas door toen ik op kantoor was.”
Overlijden of overleven
“Een week later kreeg ik een nieuwe melding: mijn tweede oproep. Ik zat op de bank met mijn man. Toen ik het berichtje las, begon ik te trillen en te zweten. Nee, dacht ik, dit is te vroeg. Het lukt me nog niet. Mijn man ging wel, ook hij is burgerhulpverlener. Ik weet dat als ik niet ga, er nog zo’n dertig anderen in de buurt zijn die ook een oproep krijgen. Dat maakt het dragelijker om te zeggen: nee, nu kan ik niet.”
“Volgens mij moet je wel uit een bepaald hout zijn gesneden om dit werk te kunnen doen. Ik heb bijvoorbeeld een vrij positieve associatie met de dood: iedereen overlijdt een keer en dat kan zomaar gebeuren bij iemand die ik probeer te reanimeren. Toch zou ik het iedereen aanraden. Je kunt het verschil maken tussen overlijden en overleven.”