Na een leven vol tegenslag kan Margreet Elderman (33) uit Zeerijp eindelijk zeggen dat het goed met haar gaat.
ANDERS – Als kind was ik anders dan de rest. Ik had meer ruzie met andere kinderen. Ik trok me dingen enorm aan. Ik voelde altijd spanning. Ook was ik fysiek niet handig. Mijn rug buigt niet optimaal, omdat er onvoldoende lijmstof tussen mijn drie onderste wervels zit. Een pijnlijke geboorteafwijking die me onhandiger maakt dan anderen. De pijn straalt uit naar mijn rug en nek en verdooft soms andere lichaamsdelen, waardoor ik makkelijk dingen uit mijn handen laat vallen. Een tante zei eens tegen mijn moeder: ‘Die Margreet is niks en zal ook nooit wat worden.’
TABOE – Bij ons thuis had mijn moeder de broek aan, mijn vader de rok. Hij deed meer in het huishouden, bakte bijvoorbeeld poffertjes als ik jarig was. Mijn moeder klom als vanzelfsprekend het dak op als daar iets gerepareerd moest worden. Op mijn negende scheidden ze, mijn vader bleek homoseksueel en wilde dat niet langer verbergen. ‘Meid, blijf vechten’, zei mijn opa op zijn sterfbed tegen mijn moeder. Hij had het al die tijd geweten. In het Groningse plattelandsdorpje was homoseksualiteit een groot taboe. Onze buren verbraken abrupt het contact en brachten zelfs hun kinderen naar een andere school. Ze wilden niet dat hun kinderen op school zaten bij kinderen van een homo. Mijn zussen en ik stonden voortaan bekend als ‘vieze kinderen’.
VADER – Mijn ouders gingen de eerste jaren na de scheiding goed met elkaar om. Samen verjaardagen en Sinterklaas vieren, samen op vakantie. Toen mijn vader verhuisde naar een ander dorp, en de homoscene ontdekte, begon dit te veranderen. Hij raakte aan de drank, maakte schulden en verloor tot drie keer toe zijn rijbewijs. Ik heb vele uren tevergeefs met mijn gepakte koffertje op hem zitten wachten. Mijn twee zussen en moeder besloten sneller dan ik dat ze hem niet weer wilden zien. Hij was toch mijn vader.
GELUK – Nadat mijn vader me een paar keer de deur wees, en schreeuwde ‘dat hij toch geen dochters had’, verbrak ik ook het contact. Ik meed zelfs de winkels waar hij zou kunnen zijn. In deze tijd ging mijn leven met sprongen vooruit. Ik schoolde me om, kreeg een baan als universitair secretaresse in opleiding en danste in mijn vrije tijd op een behoorlijk niveau. Ik piekte. Totdat een psychose mij in een diep dal terugwierp. Ik kwijlde als een tweejarige, kon nauwelijks meer lopen, mijn haren niet meer kammen en dacht dat ik in brand stond. Alles wat ik had opgebouwd, werk, vriend, hobby, was ik in één klap weer kwijt.
VRIENDINNEN – Ik woonde met mijn twee zussen en mijn moeder in een huis. Met vier vrouwen onder één dak was het niet altijd gezellig. We maakten van elke mug een olifant en schreeuwden elkaar soms letterlijk het huis uit. Maar ze zijn en blijven mijn basis. Een veilige haven. De keren dat ik in een kliniek zat, reageerden ze soms hard: ‘Als jij niet meer wil, stik er dan maar in’, maar ze zochten me altijd weer op.
RUST – Een paar maanden na de psychose kreeg ik de diagnose Borderline, een stoornis die zich kenmerkt door instabiliteit in gevoelens, stemmingen, relaties, zelfbeeld en gedrag. Voor mijn moeder en mij bracht de diagnose rust. Een gevoel van: dus dat had Margreet al die tijd. De Borderline domineert mijn leven. Mijn emoties zijn als een pannetje water op het vuur. Bij 1 is het water koud, bij 5 kookt het over. Bij 3, als het begint te koken, moet ik afleiding zoeken. Dat lukt me goed. Als ik voorheen giftig werd, sloeg ik mijn hand tot bloedens toe tegen de muur of een spiegel. Dat laat ik niet meer gebeuren. Ik durf nu te zeggen dat het goed met me gaat. Van een kleine flat verhuisde ik naar een ruime eengezinswoning voor mezelf, mijn Jack Russel en twee katten. Ik heb al vier jaar een vriend die me introduceerde bij een webradiozender. ‘Gewoon proberen’, zei hij. En: ‘Je stem is mooi genoeg.’ Het is ontspannend om te doen. Het geeft een kick dat er speciaal voor mij verzoekjes binnen komen. Wie had dat ooit kunnen denken.