Overgewicht is een epidemie. En iedereen die probeert af te vallen, weet hoe moeilijk dat is. Hulp is dringend gewenst. Acht op de tien Nederlanders weet het wel, laat gezondNU-onderzoek zien. Het liefst krijgen zij hulp van hun huisarts. Eén probleem: de artsen zelf hebben daar helemaal geen zin in.
Een familiefoto van tien jaar geleden. Grote kans dat je dit roept: ‘Wat is neef Piet dík geworden!’
Buik, heupen en billen; door de jaren heen worden ze strakker, voller en ronder. Soms heel langzaam, soms pijnlijk snel. Het resultaat: meer dan de helft van alle Nederlanders (53 procent) is te zwaar. Van onze kinderen is al een op de tien te dik.
Overgewicht neemt daarmee de vorm aan van een epidemie. Is dat zorgelijk? Ja! Niet omdat we zo nodig aan een schoonheidsideaal moeten voldoen, wel omdat onze gewrichten lijden onder het gewicht, hart en vaten sneller slijten en omdat teveel kilo’s de kans op diabetes, depressie en zelfs onvruchtbaarheid doet stijgen.
“Als we het buikje accepteren, moeten we ook accepteren dat er twee keer zoveel ziekenhuizen nodig zijn”, stelt internist Frank van Berkum (‘Slank met dr. Frank’) klip en klaar.
Afvallen! En wel nu! Een probleem; iedereen wéét al dat dik zijn niet gezond is. En gezien het tempo dat diëten worden verkocht, ligt het ook niet aan onze wens slanker te worden. Er gaat dus iets anders mis. Maar wat?
Overgewicht is geen acute ziekte
Een groot probleem van overgewicht is dat het geen acute ziekte is. Het ontwikkelt zich geleidelijk, haast ongemerkt. Wie weet wat hij vijf jaar geleden woog? En twintig jaar geleden? Tja, ooit kon je in maat 38. Nu niet meer. En trouwens – niemand van je vriendinnen lukt dat nog.
Zo gemakkelijk als we het overgewicht van een ander zien, zo blind zijn we over onze eigen kilo’s. Het is dus geen overbodige luxe, dat iemand anders ons op tijd een spiegel voorhoudt. Maar wie?
Dat brengt ons op een lastig punt. Vertel je het zelf aan vriend, collega of partner dat hij/zij behoorlijk aan de maat is? Waarschijnlijk niet. En u bent niet de enige. In gezondNU-onderzoek zegt meer dan de helft van de Nederlanders dat zij overgewicht niet bespreekbaar maakt, want stel je voor dat … Wat iemand weegt, dat zijn zijn eigen zaken. Daar bemoei je je niet mee.
“Te dik zijn, heeft niet alleen lichamelijke consequenties. Het roept ook associaties op van dom, lui, en gebrek aan wilskracht. Je krijgt dus behalve een lichamelijk, ook een geestelijk stigma. En dat wil uiteraard niemand op zijn geweten hebben”, stelt hoogleraar, onderzoeker en schrijver Jaap Seidell (VUmc).
“Iemand die je vertrouwt, mag meer zeggen”
Volgens deskundigen moet daarom onze eigen huisarts ons een spiegel voorhouden. “Huisartsen spreken ons nog te weinig op onze kilo’s aan omdat ook voor hen is overgewicht een beladen onderwerp is. Daardoor kunnen patiënten ten onrechte het idee krijgen dat het wel goed zit”, stelt Seidell.
“Ik denk dat de huisarts de deskundige is om overgewicht te signaleren en afvallen te stimuleren. Misschien mogen ze die rol ook wel actiever op zich nemen. Maar mensen moeten dan zelf wel anders willen gaan eten en meer willen gaan bewegen. Want als de motivatie ontbreekt, houdt het op”, zegt professor dr. Francois Schellevis van het Nivel.
Maar accepteren we wel de bemoeizucht van een huisarts? Ja hoor – zegt gezondNU-onderzoek. Graag zelfs! Acht op de tien Nederlanders vindt dat de huisarts gevraagd én ongevraagd een opmerking mag maken over zijn of haar gewicht.
Professor Schellevis is niet verrast. “De huisarts is doorgaans iemand bij wie je jaren blijft. Je deelt meer met hem dan alleen ziekte. Je bouwt een vertrouwensband op. Iemand die je vertrouwt, mag ook meer zeggen.”
Aanleiding voor overgewicht
Uit onderzoek van de Erasmus Medisch Centrum blijkt dat bijna driekwart van de huisartsen ook vindt dat zij een rol zou moeten spelen bij het aanpakken van overgewicht”, zegt onderzoeker huisartsengeneeskunde Winifred Paulis. “Maar in de praktijk vinden ze het lastig om over overgewicht te praten als daar geen directe aanleiding toe bestaat.”
Huisarts Metta Hofstra beaamt dat: “Als een patiënt de spreekkamer binnenkomt met hoge bloeddruk, dan heb ik een aanknopingspunt. Een paar kilo eraf kan een hoop verbeteren. Maar als een te dikke patiënt met hoge koorts op het spreekuur verschijnt, begin ik echt niet over zijn gewicht.”
Kilo’s die eraan vliegen
Paulis deed vooral onderzoek naar de relatie huisartsen en kinderen met overgewicht. “Artsen zijn bang dat ouders een opmerking over het gewicht als kritiek opvatten. Immers, zij zijn degene die frikadellen in huis halen of te weinig sporten met hun kind. Sommige huisartsen vinden bovendien dat zij helemaal niet de aangewezen deskundige zijn om overgewicht bij een kind vast te stellen. Dat hoort meer bij de jeugdartsen van de GGD’s thuis, vinden zij.”
Probleem is echter dat jeugdartsen kinderen tijdens hun lagere schoolperiode maar enkele keren zien. In dat tijdsbestek kunnen de kilo´s eraan vliegen.
Paulis vindt daarom dat de huisartsen een sleutelrol zouden moeten spelen bij overgewicht. “Ouders zelf zijn geen goede spiegel als het op hun kinderen aankomt. Het ontstaan van overgewicht gaat zo langzaam, dat je dat er als vader of moeder altijd te laat bij bent. Bovendien vinden ze hun kind zelden ‘te dik’. De huisarts is objectiever. En zelfs hij blijkt nog wel eens de diagnose te missen, omdat hij nog te weinig het BMI berekent.”
Opmerkelijk is bovendien dat 55 procent van de huisartsen overgewicht niet bespreekbaar maakt, omdat ze denkt dat kinderen en hun ouders helemaal niet doorgestuurd willen worden naar een diëtist of fysiotherapeut.
Seidell deelt die mening. “Neem de jeugdartsen. Juist omdat dik zijn zo gevoelig ligt, beginnen jeugdartsen er zelden direct over. Want dan voelen ouders zich aangevallen. Ze vragen hoe het kind slaapt. Als er veel strijd is rondom bedtijd, hebben ouders vaak ook moeite grenzen te stellen met eten. Op die manier kun je via een omweg, heel subtiel, een opening creëren en mensen de hulp bieden die ze nodig hebben. Dat hoeft dus niet per se een dieet te zijn, maar kan ook opvoedondersteuning zijn.”
Onbegrip versus ongeloof
Dat de huisarts het moeilijk vindt hun dikke patiënten te helpen, heeft misschien nog een oorzaak. Zo laat een studie van het Academisch Medisch Centrum zien dat huisartsen in opleiding niet bepaald een positief beeld hebben van dikkerds. Ook weten ze weinig van overgewicht. Daarbij voelen ze onbegrip, ongeloof en verbijstering wanneer een dikke patiënt de spreekkamer binnenkomt. In de loop van de studie verbetert dit niet. Derdejaars hebben nog steeds te weinig kennis en zijn van mening dat dikkerds de boel bedriegen als ze hun eetgewoonte bespreken.
Voor lezer Marieke is deze houding herkenbaar. “Mijn gewicht is inderdaad al lang te hoog, maar het is niet meteen te zien. Mijn gezicht is smal. Van boven heb ik maat 38, onder de taille maat 48. Na een mislukte dieetpoging bij een diëtist, was de huisarts denigrerend. ‘Ik snoepte vast meer dan ik vertelde’, zei hij. Mijn hoge bloeddruk onderzocht hij, maar onderzoek naar de reden van mijn overgewicht werd niet gedaan.”
gezondNU-huisarts Hofstra kende iemand die van huisarts veranderde nadat hij had gezegd: ‘Als u niet wil afvallen, hebt u het aan uzelf te danken als u straks een hartinfarct krijgt.’
Ook internist dr. Frank van Berkum vindt dat artsen mensen met overgewicht negatief benaderen. “Als mensen met overgewicht bij de huisarts komen, dan stuurt hij ze door naar een diëtist of sportschool. Maar als dat niet werkt en de huisarts komt voor de vijfde keer met hetzelfde advies, dan voelen ze zich niet serieus genomen. Wanneer ze vervolgens zeggen dat dit niet helpt, stuiten ze vaak op argwaan. Tijdens mijn opleiding heb ik meegekregen dat de patiënt altijd gelijk heeft, ook al heeft hij dat niet. Die attitude zorgt voor een prettig sfeer in de spreekkamer.”
Dat vingertje
Er lijkt weinig begrip voor mensen die vechten tegen de kilo’s. Elk pondje gaat door het mondje, eigen schuld dikke bult, is de heersende opinies. “Maar mensen worden niet met opzet dik”, benadrukt Van Berkum. “Dat gaat geleidelijk en ongemerkt. Overgewicht is bovendien zeer besmettelijk. Zet vier vrouwen bij elkaar tijdens een dinertje en de grootste eter bepaalt hoeveel de rest eet. Eten is een sociaal gebeuren en de mens is een kuddedier. Daarbij, je zult maar erfelijk belast zijn. Als je ouders aan overgewicht lijden, heb je als kind negentig procent kans om ook te zwaar te worden. En dan nog: 53 procent van de Nederlanders is te zwaar. Moet je dan half Nederland met dat vingertje terechtwijzen?”
Hoewel huisartsen dikke mensen niet echt te vertrouwen, geloven ze óók niet in de remedie die ze prediken. Het AMC-onderzoek laat zien dat zowel de huisartsen in opleiding als hun opleiders weinig verwachten van diëten en nog minder hopen op een blijvend resultaat. Deze teneur vind je ook terug in de meest recente standaard voor huisartsen: ‘Het effect van de behandeling van obesitas is beperkt.’ En: ‘Een normaal gewicht is zelden haalbaar.’
Deze instelling noemt Van Berkum funest. “Hoe kun je van dikke mensen verwachten dat ze afvallen als de arts denkt dat het toch niet helpt? Ik geloof in een positieve benadering. Daarom begin ik mijn eerste consult altijd met de belofte dat ik de mensen ga helpen. Het belangrijkste is vervolgens dat mijn patiënten succes ervaren. Ik bespreek vooral wat goed gaat. Dat ze een keer misstap maken, staat vast. Maar van datgene wat goed verloopt, kun je leren en daarmee kun je een volgende misstap voorkomen.”
Wachten op de wetenschap
Toch is de scepsis van artsen niet onterecht. Zo is er nog nooit wetenschappelijk aangetoond dat de afvalmethode ‘minder eten – meer bewegen’ een groot effect heeft op ons gewicht. Over het beste afslankprogramma heeft de wetenschap dus geen idee. Sommige medici willen daarom meer studie doen naar de multidisciplinaire aanpak bij overgewicht. Hierbij werken de diëtist, de psycholoog, de orthopedagoog (die het hele gezin ondersteunt) en de fysiotherapeut samen.
Ook Van Berkum is voorstander van deze aanpak. “Overgewicht is een ingewikkeld probleem. Er zitten veel kanten aan. Zo is er bij mij nog nooit iemand van 150 kilo binnengelopen die zielsgelukkig was. Achter de kilo’s zit veel leed. We hebben daarom ook aandacht voor de psychologische kant van het verhaal en proberen mensen weerbaar te maken voor verleidingen. Verder moet afvallen vooral leuk blijven. Daarom laat ik mensen altijd een dieet kiezen dat bij hen past. We bieden behalve het ‘dr.Frank-dieet’ ook andere afslankprogramma’s aan.”
Maar wachten op wetenschappelijk bewijs van dat ene, goed werkende dieet en ondertussen niets doen – dat vindt Van Berkum ontoelaatbaar. “Er is enorm veel wetenschappelijk onderzoek naar afvallen gedaan met alle mogelijke resultaten. Onlangs nog verscheen een artikel uit de school van evidence based medicine waarin aangekaart wordt dat slechts vijftien procent (!) van ons handelen voldoende wetenschappelijk bewezen is. Zelfs naar de effectiviteit van de parachute is nog nooit valide onderzoek gedaan.”
Liever zet hij zijn tanden in zijn missie om Nederland snel slanker te krijgen. “Zoals het er nu naar uitziet, hebben in 2025 1,3 miljoen Nederlanders diabetes. Dat is het directe gevolg van overgewicht. Ik hoop dat ik het percentage van 53 procent te dikke Nederlanders kan terugbrengen. Hoe dat gebeurt, maakt me niet uit. Als het maar lukt, dan kan ik tevreden op mijn leven terugkijken.”
Elk resultaat telt
gezondNU-huisarts Metta Hofstra ziet voor huisartsen een coachingsrol in het bestrijden van overgewicht. “Ze kunnen mensen bewust maken van de risico’s en hen de goede richting opwijzen.” Zelf verwijst ze gemotiveerde mensen, naar de diëtist. “Soms naar fysiofitness. Maar ik geloof niet dat dit de beste manier is om met overgewicht af te rekenen. Ik denk dat mensen die willen afvallen meer baat kunnen hebben bij een mental coach die hun zelfbeeld versterkt. Iemand die je erop wijst dat je alleen voor jezelf moet afvallen, omdat jij jezelf belangrijk vindt. En verder? Geen tussendoortjes en niet meer eten na 19.30 uur.”
Een positieve houding van de arts is volgens zowel Van Berkum als Hofstra een sleutel tot succes. “Maar”, zegt onderzoeker Paulis, “De huisartsen hebben gelijk: er bestaat geen wondermiddel tegen overgewicht. Het is vooral minder eten, meer bewegen. Hard werken dus. Voor kinderen, hun ouders en ook voor artsen. Elk resultaat echter, hoe klein ook, telt, want het betekent een directe gezondheidswinst.”
Huisarts: bewaker van gewicht
- Ja, de huisarts moet mijn algehele gezondheid bewaken, dus ook mijn gewicht: 84,4%
- Nee, de huisarts heeft niets met mijn (teveel aan) kilo’s te maken: 4,6%
- Nee, de huisarts mag alleen iets over mijn gewicht zeggen als ik daar naar vraag: 11,0%
Bron: kienonderzoek.nl in opdracht van gezondNU
Wie mag u erop wijzen dat u zwaarder bent geworden?
- Mijn partner (75%)
- Mijn huisarts (66%)
- Mijn kinderen (51%)
- Mijn vrienden/vriendinnen (47%)
- Mijn vader/moeder (41%)
- Mijn broer/zus (39%)
- Mijn specialist (38%)
- Mijn diëtist/gewichtsconsulent (29%)
- Mijn sport/fitnessinstructeur (26%)
- Niemand (9%)
Bron: kienonderzoek.nl in opdracht van gezondNU