De gezondheid van de ander is voor één op tien gescheiden Nederlanders de reden dat zij uit elkaar zijn gegaan, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek . Casper Swiebel (36) uit Almere is één van hen. Hij hoopt binnenkort zijn scheiding rond te hebben. Voor zijn (bijna) ex-echtgenoot Monique, die ternauwernood een herseninfarct overleefde, regelde hij een plek in een verzorgingstehuis.
“Ik heb twee jaar geleden gekozen om Monique na een herseninfarct te laten leven. Het was een gok. Die als een Russisch roulette is mislukt. De keuze om nu voor Monique een andere woonplek te zoeken in een verzorgingshuis was niet zo zwaar. Een optelsom van twee jaar zorgen. Slecht slapen. Hooguit drie uur per nacht. Omdat ik tot diep in de nacht van alles aan het regelen was, zodat Monique niets tekort zou komen. Omdat mijn vrouw naast me lag en elk moment kon stikken in een epileptische aanval. Ik sliep in waaktoestand. Vervolgens zat ik om zeven uur ’s ochtends alweer in de auto om dochter Alissa (inmiddels zes jaar) naar de buitenschoolse opvang te brengen.”
Kans aangegrepen
“De dag van het infarct heeft Monique Alissa nog naar school gebracht. We waren allebei vrij. Om 8.55 uur ben ik de deur uitgegaan voor een boodschap. Tegen elven was ik terug. ‘Wat doe jij nou’, riep ik toen ik Monique op de grond vond. Maar ik wist: ik ben haar kwijt. In het ziekenhuis bleek tweederde van haar linkerhersenhelft beschadigd, ook gedeeltes van de rechterhersenhelft waren stuk. Zelden had de neuroloog zo’n groot infarct gezien. Hij kon niet garanderen dat Monique de avond zou halen. Haar enige kans was een experimenteel medicijn. Ik moest beslissen. Nu. Direct. Wordt het leven? Of dood? Ik heb mijn gevoel gevolgd. Ik wilde Monique terug, ik wilde een moeder voor ons kind. Elke kans hoe gering ook, had ik aangegrepen om haar bij ons te houden.”
“Ik heb voor leven gekozen, maar ik zou het nooit weer doen. Niet op deze manier. Zelfs na maanden ziekenhuis en nog eens negen maanden revalideren, is er van Monique weinig over. Haar gezicht, haar lichaam. Monique komt me bekend voor, maar haar ziel is gestorven. Of zoals Alissa het uitdrukt: ‘ik heb wel een moeder, maar ik heb er geen reet aan’.”
“Als ik naar onze trouwfoto kijk, denk ik: het had zo mooi kunnen zijn, maar dat is het niet. Houden van? Ik heb er een streep onder gezet. Het gevoel is weg. Mijn Monique is weg. En dat is de belangrijkste reden om een echtscheiding aan te vragen. Ik heb na het infarct geprobeerd nog lang en gelukkig te leven. Samen. We zouden een nieuw hoofdstuk openslaan, waarin ons samenzijn weer vorm zou moeten krijgen.”
Theedrinken en knutselen
“In het revalidatiecentrum spiegelden de artsen de werkelijkheid mooi af. Monique zou heus nog een moeder kunnen zijn voor Alissa. Ze zou haar dochter naar school kunnen brengen. Ze zouden samen theedrinken en daarna wat knutselen. Monique zou weliswaar begeleiding nodig hebben, maar wel een boodschap kunnen doen of de vaatwasser kunnen uitladen. Als ik naar de Monique kijk, is van dat perspectief niets uitgekomen. Maar ik geloofde erin, omdat ik als gezin door wilde. Tijdens de proefweekeinden die Monique voor het eerst na een jaar weer thuis doorbracht, ging het echter al mis. Vanwege zware epileptische aanvallen werd ze midden in de nacht met gillende sirenes afgevoerd. ’s Ochtends zat ik met Alissa thuis, die voor haar gevoel alweer door haar moeder in de steek was gelaten.”
“Verknipte situatie”
“Nadat Monique weer thuis kwam wonen, werd ons huis publiek domein. Een komen en gaan van vreemde gezichten, die Monique verzorgden. Ik ben voor mijn gevoel twee jaar lang op visite geweest in mijn eigen huis. Niets was van mezelf. Zestig uur per week gluurde er iemand mee over mijn schouder. Ik moest me continu verdedigen waarom ik zus of zo wilde voor Monique. En nu Monique in een verzorgingstehuis woont, ben ik helemaal de boeman. Maar het was mijn droom om met haar verder te gaan.”
“Ik heb ons huis voor zestig duizend euro laten aanpassen, zo kon Monique overal komen met de rolstoel. Binnen twee maanden was dat voor elkaar. Ik zat er continu bovenop. Bellen als de traplift een dag te laat was. Alles moet je zelf regelen. Alsof het omgaan met een ongelukkige dochter en een gehandicapte vrouw niet genoeg is. Gelukkig ben ik goed in organiseren en had ik die kracht toen Monique ziek werd. Maar wanneer je verbaal minder sterk bent, schiet je er bij in.”
“Gehandicapt zijn kost klauwen met geld. En ook dat is een reden om te scheiden. Als ik bij Monique zou blijven, gaat mijn hele loon op aan het verzorgingtehuis, mijn hypotheek en de kinderopvang. Dan is het klaar met vakanties, sport of schoolreisjes voor Alissa. En ook al klinkt dat hard: daar pas ik voor.”
“Er moest iets veranderen. Voor mezelf. Maar nog meer voor Alissa. Ik zag zelden nog het vrolijke meisje dat ze ooit was. Haar nachten waren gebroken door angstdromen. Ze is chagrijnig. Boos. Driftig. En ik, ik kan daar amper aandacht aan besteden. Elk vrij moment gaat in Monique zitten. Ravotten in de speeltuin, samen leuke dingen doen; het is er niet meer bij. Alissa kan geen kind zijn. Daarnaast is het zo’n verknipte situatie. Alissa woont samen met een vrouw die als twee druppels water op haar moeder lijkt, maar die in haar doen en laten niets van haar moeder wegheeft.”
“Ik ‘dump’ Monique niet op zomaar”
“Monique zit zo in haar eigen wereld dat ze zich niet bekommert om haar dochter. Maatschappelijk werk, jeugdzorg en de kinderpsycholoog; allemaal hebben ze geprobeerd Monique te stimuleren toenadering te zoeken. Ik heb ook gezegd: ‘Monique, als je nu geen initiatief neemt, raak je Alissa kwijt.’ Ja, ja, knikt ze dan. Maar het beklijft niet.”
“Communiceren verloopt sowieso moeizaam. Maar dat is het niet alleen. Monique is haar gevoel met de realiteit kwijt. Elke dag stapt ze uit bed met het idee dat ze weer zal praten. Weer zal lopen. Dat ze weer moeder kan zijn. Dat wij ooit weer man en vrouw zullen worden.”
“Maar dat gebeurt niet. En dus wil ik naar andere opties kijken. Een verzorgingtehuis. Monique was daar boos over en heeft daarvan veel verdriet. Maar ik ben te jong om te stoppen met leven. Voor een deel van mijn schoonfamilie valt dit niet te verkroppen. Ze vinden dat Monique thuis moet blijven wonen. Ik vraag ook niet of mensen het eens zijn met mijn keuze. Ik vraag wel of ze hem willen respecteren.”
“Oordelen is makkelijk. Maar al die jaren heeft – afgezien van mijn ouders – niemand bij gesprongen door bijvoorbeeld Alissa een weekendje in huis te nemen. Ik ‘dump’ Monique niet op zomaar een plek. Ik heb half Nederland afgebeld om een tehuis te vinden dat zorg verleent aan jonge mensen met niet aangeboren hersenletsel. Op internet vind je daar niets over en er zijn geen overheidsinstanties die als gids dienen. Wanneer je vervolgens de ideale plek vindt, zijn er wachtlijsten van acht jaar.”
“Ons geluk is dat er in Utrecht net een zorgcentrum voor jonge mensen openging. Monique kon zo komen. En belangrijker: ze voelde er zich op haar plek. Sinds een halfjaar woont ze daar.”
“Verder met leven”
“Bij elke keuze die je maakt, kun je je afvragen: ‘had ik niet beter…’ Maar nee. Ik verwijt mezelf niets. Ik heb alles geprobeerd een leven met Monique op te bouwen. Ik wou dat ik mijn vrouw had teruggevonden, maar dat is niet gebeurd. Nu is het tijd aangebroken om met Alissa verder te gaan. Een maand geleden zijn we daarmee begonnen; we hebben een nieuwe slaapkamer voor haar ingericht. Vanaf die dag dat slaapt Alissa goed. En ik ook. Voor het eerst sinds twee jaar kan ik weer herstellen. Ik hoop dat de scheiding snel definitief is.”