Hygiëne was ooit levensreddend, maar de laatste decennia lijkt het vooral om een schoon plaatje te gaan. We douchen vaker dan ooit om er zo verzorgd mogelijk uit te zien, maar ons huis grondig schoonmaken? Ho maar. Wat zijn de effecten van deze veranderde kijk op hygiëne voor onze gezondheid? gezondNU vroeg het aan drie deskundigen.
Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: in ons appartement is het niet altijd even fris. Zo, dat is eruit. In drukke tijden blijft de stofzuiger gerust twee weken, soms drie, in de gangkast staan. De vloer moet hoognodig gesopt worden, net als de binnenkant van de koelkast en de keukenlades. Op de binnenkant van de ruiten zitten al maandenlang de handafdrukken van onze driejarige dochter. Het toilet nemen we als enige geregeld onder handen, maar dan wel met lekker ruikende gemaksproducten die niet bepaald goed voor het milieu zijn: bleek met eucalyptusgeur en vochtige chloordoekjes. Stoffen doen we vooral als we bezoek krijgen. Ons huis ziet er dan voor het oog proper uit. Maar ondertussen … Nee, dan mijn moeder. Onlangs tachtig jaar geworden. En nog altijd kraakhelder, niks geen hulp. Alles doet ze zelf. Ook in de winkel van mijn zwager poetst ze er elke donderdag lustig op los. Van schoonmaken wordt ze vrolijk. Niet oppervlakkig, zoals de lapzwansen van nu dat doen, maar gedegen. De generatie voor haar pakte het nog grondiger aan. Iedere week alle kleden met de mattenklopper, elk voorjaar de meubels uit huis. Schrobben, boenen, zemen, luchten, tot alles blonk en de geur van de kolenkachel, het petroleumstel en te lang gekookte spruitjes voor even verdwenen was.
Bijna altijd binnen
Onze moderne doorzonwoningen, vaak voorzien van ventilatieroosters, hoeven niet meer bedompt te ruiken. Ruiken we toch een vies luchtje? Dan maken fabrikanten het ons gemakkelijk met een spuitbus die de onaangename geur maskeert of met een aromaverstuiver in het stopcontact. Wat zijn de effecten van deze veranderde leefstijl op de gezondheid? Hoe is het gesteld met het binnenhuisklimaat? Hoe schoon leven we anno 2014? In de zoektocht naar antwoorden vragen we het prof. dr. ir. Philomena Bluyssen, hoogleraar Indoor Environment aan de TU in Delft en dr. Fred Woudenberg, psycholoog en hoofd van het cluster Leefomgeving van GGD Amsterdam.
Woudenberg: “De lucht buiten is de laatste decennia schoner geworden, maar de kwaliteit van het binnenhuisklimaat verbetert niet. Als je me vraagt of onze huizen gezonder of ongezonder zijn dan vroeger, dan moeten we eerst bepalen hoe ver we terug in de tijd gaan. Als we het vergelijken met 150 jaar geleden, dan is de vraag eenvoudig te beantwoorden. De woonomstandigheden waren toen niet best. De introductie van riolering, stromend water en later de centrale verwarming maakten het leven binnenshuis niet alleen aangenamer, maar vooral veel minder ongezond. Geen gesleep meer met emmers ontlasting die op straat of in de grachten werden geleegd, geen water meer uit met tyfus en cholera verontreinigde putten en niet langer koken op een turf- of houtvuurtje in huis. Maar of onze huizen de afgelopen tientallen jaren nog gezonder zijn geworden, zeg vanaf het moment dat ze in de jaren 60 en 70 massaal uit de grond werden gestampt? Dat waag ik te betwijfelen.”
De criteria die we honderd jaar geleden opstelden voor onze huizen gelden niet meer, meent Bluyssen. “Ons land is verstedelijkt, we wonen dichter op elkaar, gebruiken andere materialen. Steeds meer mensen werken thuis. Andere tijden, andere behoeften. Het kan best zijn dat we nu niet eens zo slecht uit zijn. Maar we weten gewoon veel meer.”
Beter tocht dan vocht
Het signalement van de Gezondheidsraad (zie kader) meldt dat de isolatie van huizen sinds de oliecrisis van 1973 sterk is verbeterd om energie te besparen. De ventilatie is daardoor echter verslechterd. Niet alleen in woningen, maar ook in scholen en kinderdagverblijven. Meerdere factoren spelen een rol: regelgeving, woningontwerp, technologie, onderhoud en bewonersgedrag. Woudenberg: “Goed ventileren is enorm belangrijk voor de gezondheid. De huizen van een eeuw geleden waren in dat opzicht zo gek nog niet. Overal kieren waar de wind doorheen waaide. Nu zit alles potdicht. Is het koud, dan sluiten sommige mensen de ventilatieroosters af. Niet doen! Je kunt beter altijd ventileren dan vaak schoonmaken. Van tocht word je niet ziek, van de schimmels en huisstofmijt door vocht in huis wel. Na al die jaren dat wij er aandacht aan hebben besteed vanuit de GGD, ventileren en luchten mensen nog steeds onvoldoende.”
Gezond verstand gebruiken
Er zijn meer stoffen in het binnenhuisklimaat die niet bevorderlijk zijn voor de gezondheid. Woudenberg: “De uitstoot van de printer, de lucht van gas die na het koken blijft hangen, de prikkelende geurtjes in schoonmaakmiddelen en luchtverfrissers waarvan mensen met astma een aanval kunnen krijgen, de radioactieve gassen radon en thoron die uit de muren stralen, vooral van nieuwbouwwoningen.” Hij waarschuwt ook voor sfeermakers in huis. “Stel je een gezellig avondje voor. Je steekt wat (geur)kaarsjes, de open haard of een gelkachel aan en misschien nog een wierookstaafje. Op zo’n moment ontstaat er een concentratie van fijn stof die hoger is dan wanneer je langs een drukke snelweg woont.”
Bluyssen: “Dat roken ongezond is, weten we allemaal. Toch zijn er nog steeds mensen die binnenshuis een sigaret opsteken. Ik zou willen meegeven: gebruik je gezonde verstand. Ook als het gaat om schoonmaakproducten en artikelen met weekmakers; het gebruik van die middelen heeft niet alleen consequenties voor jezelf, maar ook voor de generaties daarna. We zijn op Europees gebied bezig met regelgeving wat betreft voorlichting. Lees dus de informatie die al voorhanden is. Ga minder voor het gemak en meer voor je gezondheid.”
Multidisciplinaire aanpak
Gebrek aan kennis maakt dat de kwaliteit van het binnenhuisklimaat anno 2014 nog steeds niet optimaal is. Dit gebrek aan kennis speelt niet alleen bij de mensen die in het huis wonen, maar ook bij de architecten, ingenieurs en uitvoerders die samenwerken om het gebouw te realiseren. Bluyssen: “Ik begrijp best dat mensen in de winter de ventilatieroosters dichtdoen. Kou in je nek, als je op de bank televisie zit te kijken, is niet prettig. Ze zouden zo ontworpen en geplaatst moeten worden dat de gebruiker er geen last van heeft.” Woudenberg: “Hetzelfde geldt voor het systeem voor mechanische ventilatie in nieuwbouwwoningen. Daar zit een knop op waarmee je het apparaat harder of zachter kunt zetten. Sommige mensen vinden het geluid zo storend dat ze de stekker eruit halen. Of ze knippen de draad door, als er geen stekker is. Ik zeg weleens: de technische voorzieningen om te ventileren zouden ‘hufterproof’ moeten zijn. Er zou een systeem moeten zijn waar mensen geen last van hebben, dat je niet uit kunt zetten en dat altijd zorgt voor voldoende toevoer van verse lucht in je huis en afvoer van vieze lucht. Helaas is dat nu nog niet het geval.”
Bluyssen maakt zich hier hard voor. Als hoogleraar Indoor Environment doet ze onderzoek naar de mogelijkheden van het verbeteren van het binnenmilieu door uit te gaan van de wensen en eisen van de gebruiker. Ze vindt het belangrijk dat een betrouwbare methode wordt ontwikkeld voor het bepalen hiervan, op een manier die niet alleen klachten en ziektes bestrijdt en voorkomt, maar zelfs een positief effect op de kwaliteit van leven heeft. Haar intreerede, uitgesproken op 22 mei 2013, ter gelegenheid van haar start als hoogleraar Indoor Environment, besluit ze dan ook met: “Voor het creëren van duurzame, gezonde en comfortabele gebouwen is een multidisciplinaire aanpak onontkoombaar.”
Soppen en douchen
Ventileren en luchten alleen zijn niet voldoende, stellen zowel Bluyssen als Woudenberg. Stofzuigen, de vloer met een vochtige doek met wat natuurlijke zeep schoonmaken en de raambekleding wassen of soppen is af en toe nodig. Woudenberg: “Zo voorkom je dat er stofnesten ontstaan, waarin de ongezonde stoffen zich ophopen.” Opletten is het ook in badkamers en ruimtes waar je de was droogt.” Bluyssen: “Zelfs als je deze vertrekken goed ventileert, blijven ze gevoelig voor schimmelgroei. Gebruik – als je in een nieuwe woning trekt – verf en afdichtingskit die geschikt zijn voor vochtige ruimtes. Houd alles zo glad mogelijk.” Woudenberg: “En neem na het douchen de muren af met een doek. Het vocht dat je zo opneemt, kan niet meer verdampen in de lucht.”
Zo weinig als we ons bekommeren over de kwaliteit van het binnenhuisklimaat, zo druk maken we ons over onze buitenkant. De angst om te stinken drijft ons naar de douche met allerhande zeepjes en shampoos. Zelfs zo vaak dat onze huid eronder lijdt. Dr. Dick van Gerwen, dermatoloog in het Lievensberg Ziekenhuis in Bergen op Zoom: “Er is een duidelijke relatie tussen onze veranderde kijk op hygiëne en het aantal mensen dat de laatste decennia een allergie ontwikkelde. In de Westerse samenleving, waarin veel gedoucht wordt, komt allergie meer voor dan in landen waar minder gedoucht wordt. En in gebieden waarin steeds meer gedoucht wordt, neemt het aantal mensen met een allergie toe. Het idee is dat de vettige topbeschermlaag van de huid wordt aangetast door het gebruik van zeep en warm water. Prikkelende stoffen, zoals huisstofmijt of pollen, komen dan gemakkelijk in de tweede en derde huidlaag terecht. Het afweersysteem van deze tweede en derde laag gaat dan hard aan het werk om deze allergenen eruit te werken.”
Koekenpan met vet
Er zijn nog maar weinig mensen die zware arbeid verrichten waardoor ze flink gaan zweten. Waarom wassen we ons dan zo vaak? Van Gerwen: “Mijn theorie is dat ons beeld totaal is vervormd door de sterren op de televisie en in glossy’s. Geen echte mensen, maar perfecte plaatjes zonder geur. We ruiken ze niet, en daarom willen we zelf ook geen onaangename luchtjes verspreiden. We verbruiken per persoon 125 liter water per dag, waarvan ongeveer 100 liter voor onze persoonlijke verzorging. Voor de huid én voor het milieu is het beter om de helft minder vaak, minder lang en minder warm te douchen. Nog beter is het nemen van een bad met wat olie. Vergelijk de huid met een koekenpan met een opgedroogd laagje vet. Spoel je hem onder koud water af, dan gebeurt er niet veel. Bij warm water zie je het vet wegsmelten. Wanneer het vetlaagje is aangetast, verdampt er na warm douchen veel vocht uit. De huid begint te jeuken en er verschijnen barstjes in die kleine wondjes kunnen worden. Dat noemen we uitdrogingseczeem. Voorkomen is beter dan genezen. Als je elke dag wilt douchen, gebruik dan daarna altijd een goede bodylotion, met zo min mogelijk conserveermiddelen en bij voorkeur zonder parfum. Dat geldt ook voor andere producten die je op je huid óf in huis gebruikt. Parfumallergie is een contactallergie. Je ontwikkelt haar wanneer je er vaak aan blootgesteld wordt. Het is de meest voorkomende allergie in Europa. Wees niet bang om te stinken. We zijn nog nooit zo schoon geweest als nu.”
Kleine wasjes, grote wasjes …
Oma ging voor kookwassen, wij kiezen voor 30°C, want dan verdwijnen de vlekken ook. Maar gaan bacteriën wel dood? En hoe zit het met allergieën? Dermatoloog Dick van Gerwen: “Kleine mijtjes kunnen die lage temperatuur overleven, en niet alleen huisstofmijt, maar ook vogel-, bed- en kleermijt en de eitjes van scabiës (schurft). Was het beddengoed dus af en toe op 60°C en soms zelfs op 95°C. Vroeger was het uitspoelen na het wassen een probleem. Vaak bleven er zeepresten in de kleding achter. Mensen kregen daardoor jeuk. Met de moderne machines worden de synthetische wasmiddelen zonder zeep goed uitgespoeld. En de hoeveelheid parfum na het wassen is minimaal. Daar ontwikkel je geen allergie door.”
Hoe actueel is de hygiënehypothese?
Doordat we te schoon zijn geworden, komen we te weinig in aanraking met bacteriën, schimmels en virussen. Ons immuunsysteem gaat zich daardoor richten op onschuldigere stofjes zoals huisstofmijt, pollen, parfum, voedingsmiddelen en schilfers van huisdieren. Wie als kind meer in aanraking komt met vuil, ontwikkelt minder snel een allergie. Dat is in het kort de hygiënehypothese. In 1989 publiceerde professor David P. Strachan de resultaten van zijn onderzoek in The British Medical Journal. Jarenlang was het voor veel mensen een goed excuus om minder te poetsen in huis. Inmiddels blijkt dat het allemaal toch wat ingewikkelder te liggen. Volgens onderzoeker Graham Rook zijn de bacteriën, schimmels, virussen en mijten die in de steentijd het immuunsysteem van onze voorouders versterkten, niet de stofjes die ons nu omringen. Nieuwe ‘vijanden’ in onze slecht geventileerde huizen gaan nu de strijd aan met ons afweersysteem. Kortom: boen je tere velletje wat minder vaak, zet de ventilatieroosters open en pak eerder de zwabber en een emmer met sop.
Rapport van de Gezondheidsraad
Dr. Fred Woudenberg is voorzitter van een commissie van de Gezondheidsraad die vorig jaar zomer het rapport Een gezond binnenmilieu in de toekomst aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister voor Wonen en Rijksdienst aanbood, om hen te attenderen op belangrijke kwesties rond gezondheid en milieu en om kansen en bedreigingen in kaart te brengen. In dit rapport staat onder meer dat mensen in geïndustrialiseerde landen ruim 85 procent van hun tijd binnen doorbrengen; op het werk, op school, maar vooral in de eigen woning (circa 65 procent van de tijd). Dit komt door nieuwe ontwikkelingen, zoals vergrijzing en thuiswerken. Huizen worden anders gebruikt dan vroeger. Ook staan in het rapport drie inventarisaties van de GGD’en. Zij brachten in de periode 2004-2010 de klachten van burgers over milieu en gezondheid in kaart en kwamen tot de conclusie dat ongeveer twee derde van de klachten betrekking heeft op het binnenhuisklimaat. De ondervraagden gaven aan dat ze hinder van de binnenmilieukwaliteit ondervonden en ademhalingsproblemen hadden. Als oorzaken werden schimmels, vocht, ongedierte, gebrekkige ventilatie en stank genoemd.
Deskundige
- Prof. dr. ir. Philomena Bluyssen, hoogleraar Binnenmilieu aan de TU in Delft en auteur van het boek The Healthy Indoor Environment.
- Dr. Fred Woudenberg, psycholoog, hoofd van het cluster Leefomgeving van GGD Amsterdam en voorzitter van een commissie van de Gezondheidsraad.
- Dr. Dick van Gerwen, dermatoloog in het Lievensberg Ziekenhuis in Bergen op Zoom.