Steeds weer veranderen de inzichten over beschermd en onbeschermd in de zon zitten. Hoe zit het nu? Worden we terecht bang gemaakt voor zonlicht? “Nee”, zegt dermatoloog dr. Jacqueline Vink. Tien vragen aan een bevlogen insider.
Moeten we bang zijn voor de zon?
“Nee, natuurlijk niet. Voor iets dat zo lekker is, hoef je niet bang te zijn. Met die vraag heb je aan mij ook geen goede, want ik hou van de zon. Maar belangrijk is dat je er met beleid mee omgaat: niet te veel, maar ook niet te weinig. Angst voor de zon heeft helemaal geen zin. Zonder zon is geen leven mogelijk. Gelukkig onderschatten Nederlanders niet langer het gevaar van huidkanker. Vroeger gebeurde dat wel. Daarom hebben dermatologen het nu zo druk. Het is goed dat de tijd van onderschatting voorbij is, maar soms zie je mensen die er een beetje te angstig mee omgaan. En dat is ook weer niet goed.”
Huidkanker is de snelst toenemende vorm van kanker. Dan is enige angst toch terecht?
“Die toename is een effect van wat vroeger gebeurd is. Dertig jaar geleden smeerden mensen zich amper in. Sommigen lagen met olijfolie te bakken in de zon. Met kammetjes onder hun gezicht met zilverpapiertjes eromheen, voor extra reflectie van de zon. Daar zie je nu die huidkankers van, want dat openbaart zich pas jaren later. Nu is iedereen meer alert op zonschade. Er is ook veel voorlichting over om het onder de aandacht te brengen. Dat helpt. Dat merken wij ook aan vragen van patiënten. Dagelijks vragen meerdere patiënten aan mij: ‘Mag ik de zon in? Welke zonnebrandcrème moet ik gebruiken?’ Ik ben zo’n twintig jaar dermatoloog en in het begin kreeg ik dat soort vragen niet.”
Dermatologen kunnen de drukte zelfs niet meer aan? Wie gaat bijspringen?
“Het idee is dat de huisarts dat gaat doen. Plekjes op de huid zijn echter lastig te beoordelen als je dat niet heel vaak doet. Als dermatoloog ontwikkel je een bepaalde routine: je screent een huid en kunt er vrij gemakkelijk uithalen wat wel en niet kwaadaardig is, of wat voorlopers zijn van kwaadaardigheid. We geven huisartsen nascholingen en ze lopen stage bij ons. Daarnaast hebben wij binnen Medisch Centrum Haaglanden-Bronovo een Verdachte Plekjes Poli opgericht, waar mensen binnen vier dagen terechtkunnen. Dat doen we op drie locaties en dat is elke week afgeladen vol. Huisartsen vinden het toch wel fijn dat er de mogelijkheid is om mensen met een verdacht plekje binnen vier dagen door een specialist te laten zien.”
Wat is nu de beste manier om je te beschermen?
“Het belangrijkste is dat je een goede zonnebrandcrème gebruikt, ook al schijnt de zon niet. Mensen denken dat insmeren alleen nodig is bij een strakblauwe lucht. Maar ook op een half bewolkte dag is er veel uv-straling in de lucht. Realiseer je dat je gerust bruin mag worden, want dat is een beschermingsmechanisme van de huid. Je hoeft echt niet binnen te blijven zitten of alsmaar je kleren aan te houden. Maar je mag niet verbranden. Dat is de belangrijkste bescherming. Het aantal keren dat je verbrandt in de zon bepaalt je risico op huidkanker. Smeer je daarom herhaald in als je op een mooie zonnige dag veel buiten bent. Ik zou zeggen: herhaal dat elke twee uur. Zeker als je op het strand ligt en de zee ingaat. Je dient je dan eigenlijk na elke zwembeurt opnieuw in te smeren. Gebruik daarbij een zonnebrandcrème met een beschermingsfactor van 25 of hoger. Vanaf factor 25 heb je een ‘block’. Gebruik bij voorkeur parfumvrije producten. De combinatie zonlicht en parfum geeft vaak vlekken. Veel mensen hebben daardoor lelijke pigmentvlekken in de hals. Gebruik daarom ook geen parfum in de zon.”
Waarom zijn de smeeradviezen de afgelopen twintig jaar telkens veranderd?
“Door schade en schande zijn we wijs geworden. We hebben bijvoorbeeld toch gemerkt dat je vaker moet smeren op een zonnige dag of als je geregeld het water in gaat. We hebben ook met elkaar in onderzoek ontdekt dat het heel belangrijk is om de huid niet te laten verbranden. Bruin worden is, zoals gezegd, het probleem niet. Het gaat om het voorkomen van die verbrandingen. In de loop der jaren zijn de adviezen steeds aangepast, gericht op afdoende bescherming.”
Hoe betrouwbaar zijn de beschermingsfactoren?
“Er is een tijd geweest waarin er enorme verschillen waren tussen beschermingsfactoren in bijvoorbeeld Nederland en Duitsland. Je kon die factoren niet met elkaar vergelijken qua bescherming. Men probeert dat nu meer op één lijn te brengen. Daar wordt aan gewerkt, aan de eenduidigheid in beschermingsfactoren. Op dit moment hebben wij als dermatologen in Nederland met elkaar afgesproken: vanaf ongeveer factor 25 à 30 is een ‘block’. Die bescherming adviseren we mensen, zeker met een licht huidtype. Als je al een beetje een kleurtje hebt, zou je langzaamaan naar factor 20 en 15 kunnen gaan. Maar nogmaals: zolang je maar niet verbrandt.”
Worden dermatologen beïnvloed door de industrie?
“De industrie probeert ons te helpen, maar ook wel te beïnvloeden. Er komen bijvoorbeeld artsenbezoekers langs met mooie reclameverhalen. Ik vind het wel goed dat ze ons monsters geven van producten: factor 25 en 30 voor allerlei soorten huidtypen, zoals de vette huid, droge huid, eczeemhuid, zonder parfum, met parfum. Die delen wij uit aan onze patiënten, zodat mensen het zelf uit kunnen proberen. Ik probeer zelf ook monsters uit. Ik weet daardoor wel zo’n beetje wat ik mensen kan adviseren. Als je zelf enthousiast bent over een bepaald product omdat het goed werkt, kun je dat ook beter overbrengen naar anderen.”
Veel mensen hebben een vitamine D-tekort doordat ze te weinig in de zon komen. Is dat de prijs van de angst?
“Ik denk dat ze al veel langer een vitamine D-tekort hebben, maar dat is jarenlang geen thema geweest. Nu zijn we daar erg op gefocust. Voldoende vitamine D is belangrijk en verkleint onder meer het risico op bepaalde vormen van kanker. Maar we krijgen ook relatief weinig zonlicht omdat we veel binnen werken. De jeugd van tegenwoordig is binnen bezig met de computer. Wie speelt er nog op straat? Als je regelmatig buiten bent en je krijgt wat zonlicht, dan maak je vitamine D aan. Zonnebrandcrème vermindert die aanmaak, maar stopt het niet volledig. Zo blijkt in de praktijk.”
Vitamine D-expert dr. Michael F. Holick zegt: “Eerst vijf tot tien minuten in de zon, daarna pas insmeren.” Goed idee?
“Ik ben er niet voor om tien minuten op het strand te gaan liggen zonder bescherming. Zelfs in die korte tijd kan het met een lichte huid gewoon gebeurd zijn. Met huidtype 3 of 4 kun je dat wel doen, maar niet met huidtype 1 en 2. Zeg maar: de rossige mensen met de sproetjes en de blauwe ogen. In die vijf tot tien minuten krijg je wel je vitamine D aangevuld, maar je kunt tegelijk gemakkelijk verbranden. Daarnaast kun je je vitamine D ook op andere manieren aanvullen. Via de voeding is het wel moeilijk, omdat het maar in weinig producten voorkomt, zoals vette vis, maar je kunt het ook suppleren door vitamine D-tabletjes te slikken. Als je twijfelt over je vitamine D-bloedwaarde, kun je het een keer laten prikken bij de huisarts. Die kan bij een ernstig tekort ampullen voorschrijven met een hoge dosis.”
Hoe denkt u dat we over vijftig jaar aankijken tegen blootstelling aan zonlicht?
“Ik denk wat relaxter dan nu. We zullen dan de waarde van zonlicht meer onderkennen. Die trend is al ingezet. Vroeger waren er dermatologen die zeiden: ‘U mag niet meer in de zon.’ En vervolgens bleven mensen braaf binnen als de zon scheen en ging de luxaflex naar beneden, omdat ze een keer een basaalcelcarcinoom hadden gehad op hun neuspunt. De nieuwe generatie dermatologen zegt zoiets echt niet meer. We zijn daarin wat relaxter geworden en ik verwacht dat dit doorzet. Maar wél gecombineerd met een bewustzijn van de risico’s en hoe je daar op een goede manier mee omgaat. Een middenweg, dus.”
Dr. Jacqueline Vink werkt als dermatoloog in Medisch Centrum Haaglanden-Bronovo. Ze promoveerde op een proefschrift over melanomen, de gevaarlijkste vorm van huidkanker.