Hij – Psycholoog Huub Buijssen is gespecialiseerd in traumaverwerking en ouderenpsychologie. Hij schreef meer dan veertig boeken, waarvan Als je man, dochter, zus … depressief is de laatste is. In 2007 kreeg Huub te horen dat hij alvleesklierkanker had, maar het bleek een misdiagnose te zijn. Hij is getrouwd en heeft twee kinderen.
Zij – Julia Samuël – van huis uit kinderpsycholoog – was jarenlang het gezicht van tv-omroep Veronica. Julia kreeg in 2000 te horen dat zij borstkanker had met uitzaaiingen naar de botten en hersenen. Desondanks bleef ze zich in Afrika inzetten voor Drive Against Malaria. Ze overleefde daar hersenmalaria en een gijzeling. Ze is arts in opleiding voor tropische ziekten.
Klik of clinch? Klik! In het begin van het gesprek zit Julia op de stoel van de interviewer, maar gaandeweg wordt ze steeds enthousiaster en laat ze meer van zichzelf zien. Uiteindelijk neemt ze stralend afscheid van Huub: “Ik vind het fantastisch om met jou te praten, Huub. Wat een topdag. Echt. Dank je!”
Waar? Café De Branding in Utrecht. Mijn favoriete interviewlocatie. Wat een fijne mensen werken daar! Hulde.
Ondanks dat ze zelf kanker heeft, reist voormalig tv-presentator Julia Samuël als een soort Moeder Theresa door Afrika om tropische ziektes de wereld uit te helpen. Vandaag ontmoet ze psycholoog Huub Buijssen, ooit zelf opgegeven met kanker, maar bij wie het om een misdiagnose bleek te gaan. Een gesprek over de dood? Nee! Over leven!
Huub: “Mijn vrouw en ik waren een dagje in Nijmegen, toen ze ineens zei: ‘Huub, ben jij de laatste tijd afgevallen?’ Geen idee waar ze het over had, ik stond al twee jaar niet meer op de weegschaal. Maar inderdaad, in vergelijking met mijn oude gewicht was er zes, zeven kilo af. Ik weet vanuit mijn werk met ouderen dat plotseling gewichtsverlies kan duiden op kanker, dus ben ik naar de huisarts gegaan. De waarnemer vertrouwde het niet en stuurde me door. De diagnose alvleesklierkanker viel. Ik wist meteen dat de vooruitzichten slecht waren. Erg slecht. Misschien had ik nog maar een maand te leven. Mijn enige kans was een operatie, als dat tenminste al mogelijk was. Dat moest onderzocht worden en zo kwam ik bij de maag-, darm- en leverarts terecht.”
Julia: “Wat deed de diagnose met je? Want of ik nu één of drie keer te horen krijg dat ik kanker heb, bij mij is de klap iedere keer even groot.”
Huub: “Het was een groot zwart gat met een enorme afgrond. Dat andere mensen overlijden, daar kan ik enigszins inkomen. Maar mijn eigen dood is te groots om te bevatten. Tegelijkertijd kun je niet blijven treuren, want dan ben je al dood. Ik ben gaan opruimen. Ik had een enorm archief waarin ik informatie verzamel voor nieuwe boeken. Krantenartikelen, wetenschappelijke onderzoeken, stukken uit romans. Ik ben gaan weggooien.”
Julia glimlacht. “Ik lach omdat dit zo herkenbaar is. Toen ik uitzaaiingen had in mijn botten, ging ik voor vertrek naar Afrika bij mijn familie langs, niet om zomaar afscheid te nemen, maar om definitief afscheid te nemen. Geen losse eindjes, alles moest goed zijn. Mijn huis liet ik achter alsof ik nooit zou terugkeren. Ik wilde mijn familie niet met extra rompslomp opschepen.”
Huub: “Toen ik naar het ziekenhuis ging om te horen of operen mogelijk was, zei de specialist: ‘Ga maar even zitten.’ Ik hoorde de doodsklok al luiden. In plaats daarvan kreeg ik het leven. ‘Het komt niet vaak voor’, ging de specialist verder, ‘dat we in eerste instantie iets menen te zien dat na nader onderzoek niets blijkt te zijn. Je hebt geen kanker.’ Ook al had ik tien dagen lang in ongelooflijke stress gezeten, ik kon niet boos zijn. Integendeel, dit was de rijkste dag van mijn leven.”
Julia: “Kon jij met jouw enorme knowhow de diagnose alvleesklierkanker relativeren?”
Huub: “Als een chirurg zijn been breekt, doet dat net zo goed pijn. Dus nee, voor mij was het doodbericht net zo heftig. De Universiteit Wageningen heeft onderzocht wat varkens doen als je ze op hun rug legt. De een begint te spartelen om uit alle macht om te draaien. De andere blijft lijdzaam liggen. Ik denk dat ik meer van het tweede type varken ben. Wat voor nut heeft het om te spartelen als je de realiteit niet kunt veranderen?”
Julia: “Ik ben niet getrouwd. Jij hebt nog een vrouw en twee kinderen. Maakt dat het niet veel zwaarder?”
Huub: “Enerzijds troost het. Na mijn dood leef ik voort in mijn kinderen. Anderzijds is het afscheid oneindig veel moeilijker. Hen van wie ik zoveel houd, moet ik achterlaten. Een paradox. Juist het besef van sterfelijkheid versterkt die paradox. In de periode van tien dagen waarin ik dacht dat ik nog maar kort te leven had, was het leven intenser dan ooit. Het zure is dat als je je ten volle beseft hoe kostbaar het leven is, je móét loslaten.”
Julia: “Dat herken ik! De diagnose kanker was voor mij een psychologische aardschok, tegelijkertijd heeft het er ook voor gezorgd dat ik anders in het leven sta. Alles wat ik ruik, alles wat ik hoor, alles wat ik zie, alles is veel intenser. En dat gaat nooit meer weg. Tenminste, bij mij niet. Hoe is dat voor jou?”
Huub: “Nee, voor mij is die intensiteit niet blijvend.”
Julia: “Ben je veranderd?”
Huub: “Nou ja, ik kan niet zeggen dat ik mijn leven op zijn kop heb gezet zoals jij. De meeste mensen kunnen dat ook niet zomaar en dat wilde ik ook niet. Het zou impliceren dat alles wat ik gedaan had, fout was. Dat is niet zo. Ik heb wel andere keuzes gemaakt. Wetende dat – zo blijkt uit recent onderzoek – niet je partner, maar je vrienden de belangrijkste geluksbrengers zijn, ben ik meer in hen gaan investeren. Ik ben nogal een solist en als ik een feestje kon skippen, deed ik dat. Dat heb ik fundamenteel veranderd. Als er iets te vieren valt, zeg ik dat niet snel meer af en maak ik er ook een feest van. En natuurlijk heb ik me afgevraagd of ik niet te veel gewerkt heb en te weinig genoten. Maar een wijze les heeft me hiervoor behoed. Tijdens mijn studie psychologie schreef een professor op het bord: ‘Als je jong bent, heb je zin in vakantie, heb je er tijd voor, maar geen geld. Op middelbare leeftijd heb je zin in vakantie, heb je het geld, maar niet de tijd. Als je oud bent, dan heb je geld, dan heb je tijd, maar geen zin meer.’ Je leeft dus een beperkte tijd, concludeerde ik hieruit. Ergens moest ik tijd zien te winnen. Met elke salarisverhoging ging ik minder werken om te kunnen doen wat ik echt leuk vind, zoals boeken schrijven.”
Julia: “En je hebt al hoeveel titels op je naam staan? Veertig? Fantastisch! Als je nu terugkijkt op je leven, heeft geld dan überhaupt een belangrijke rol gespeeld?”
Huub: “Ik ben mijn eerste baan misgelopen, omdat ik op hun salarisvoorstel antwoordde ‘of het niet wat minder kon’. Twee maanden later heb ik een job met een riant salaris afgeslagen, omdat ik elders iets leukers kreeg wat de helft minder betaalde. Als je meer verdient dan anderhalf keer modaal, voegt dat niets aan je levensgeluk toe, weten we nu. Je went aan bijna alles, ook aan luxe. En er is nog iets: ik heb een grote tuin en daar moet ik elke dag in werken wil niet alles overwoekerd raken. Je hoort mij niet klagen. Zo’n tuin geeft veel levensvreugde. Maar toch, ik kan daardoor niet weken op vakantie. Uiteindelijk bezit bezit ook jou. Het vormt hindernissen. Er zit namelijk geen geluk in bezit én – alle mensen die sterven, zullen dit beamen – je kunt het niet meenemen. Mensen worden niet herinnerd vanwege hun bezit, maar om wat zij betekend hebben voor anderen. Ik denk dat veel mensen jou zullen herinneren.”
Julia: “Dat vind ik een groot compliment.”
Huub: “Ik denk niet dat er veel mensen zijn die hetzelfde doen als jij.”
Julia: “Nee, het is inderdaad niet vanzelfsprekend dat je met de diagnose borstkanker en uitzaaiingen naar Afrika gaat om mensen daar te helpen. Sterker nog, veel mensen vinden het onbegrijpelijk en het stuit hun zelfs tegen de borst.”
Huub: “Denk eens aan jezelf, denken ze dan.”
Julia: “Dat doe ik ook. Dat doe ik júíst door naar Afrika te gaan. Ik ben niet iemand van praatgroepen, ik lees geen medische boeken over kanker, ik ga niet op internet zoeken naar de beste behandelingen. Ik heb mijn eigen strijd te strijden. Afrika is mijn manier. Ik heb geen handboek in mijn hoofd zitten waarin staat hoe ik met tegenslagen zoals kanker moet omgaan. Toen ik vijftien jaar geleden in het ziekenhuis het bericht kreeg dat er niet één, maar twee tumoren in mijn borst zaten, was dat een tik in mijn gezicht. Ik hoorde net als jij de doodsklok luiden. De behandeld arts liep de kamer uit en zei voor hij de deur sloot: ‘Er is leven na kanker.’ Die boodschap kwam zó bij mij binnen. Op dat moment, liggend op de ijskoude onderzoekstafel, begon ik plannen te maken. Toen die arts terugkwam, kondigde ik aan dat ik naar Afrika terug wilde. Hij schrok, maar hij begreep het; ooit had hij in Kameroen gewerkt. ‘Dan gaan we daaraan werken’, was zijn antwoord. Ook al heeft hij misschien een beetje gelogen, door zijn positieve instelling ben ik enorm in mijn kracht gekomen.”
Huub: “Ken jij het boek The healing brain van psychologen Ornstein en Sobel? In de hedendaagse psychologie ligt de nadruk op introspectie. De gedachte is dat je kunt herstellen door goed in de spiegel te kijken van je eigen ik en met een therapeut als gids een zelfonderzoek te starten. Maar volgens The healing brain is er nog een andere, vergeten weg naar geluk. Door je niet op jezelf, maar juist op anderen te richten. Dus wat jij doet met Drive Against Malaria, dat je je inzet voor anderen of iets buiten jezelf waarin je je ziel en zaligheid kwijt kunt, dat is misschien wel veel effectiever om geluk te vinden. Wat er ook gebeurt in je leven, er zijn altijd mensen die het nog minder getroffen hebben dan jij.”
Julia: “Zo is het precies. En het liefst werk ik in de gevaarlijkste landen. Niet omdat ik het gevaar graag opzoek, maar omdat ik daar het meest nodig ben. Als ik midden in de rimboe bij een stam ben, ben ik op mijn gelukkigst.” Stilte. “We zijn ooit begonnen met het uitdelen van klamboes, maar inmiddels hebben we echte goede antimalariamedicijnen waarmee je levens kunt redden. Als ik die mensen help en weer een toekomst kan geven, komen ze steeds naar de artsenpost en schenken me het enige bezit wat ze kunnen geven: hun glimlach. Dat is het mooiste cadeau dat ik kan krijgen. Daar kan geen Ferrari of een miljoen op de bank tegenop. Wat jij zegt, dat bezit ook jou bezit, is ontzettend waar. Voor mij is die materie loslaten een proces geweest. Ik zet me al heel lang in voor Drive Against Malaria, maar niet zoals nu voor honderd procent. Ik legde zelf obstakels – mijn huis, mijn auto – op mijn pad. Dat veranderde in 2007. Ik werd wakker uit een coma, ik had hersenmalaria gehad, en het was zo gek. Ik kon nog geen theekopje vasthouden, ik kon de namen van mijn ouders niet uitspreken, maar het was zo helder als wat: de weg naar Afrika was vrij. Niets of niemand zou mij nog van mijn pad kunnen houden.”
Huub: “Zorgen voor anderen heeft ook een overlevingswaarde. Vrouwen, die doorgaans meer op anderen gericht zijn, leven langer dan mannen, die meer op zichzelf gericht zijn. Onderzoek laat zien dat mantelzorgende mannen gemiddeld twee jaar langer leven dan mannen die geen mantelzorg verlenen. Als je je alleen op jezelf richt, komt elk pijntje, elk ongemak, elke emotie onder een vergrootglas te liggen. Daarom ben je op je ongelukkigst als je alleen met jezelf bezig bent. Dan kun je beter een ander helpen en de wereld mooier achterlaten. Net als wat jij doet met je werk in Afrika. Dat is ongelooflijk belangrijk.”
Julia: “Maar jij ook met je verrijkende boeken. Jij voedt de gedachten van mensen.”
Huub: “Ik zeg het. Jij bent het. Ik bedoel: jij zet gedachten om in daden. Dat is veel moeilijker.”
Julia: “Jij hebt me nu al een paar mooie gedachten cadeau gedaan, die ik meeneem op mijn reizen. Daar haal ik mijn kracht uit. In 2013 ben ik gegijzeld door rebellen. Dagenlang hebben mannen hun machinegeweren tegen mijn hoofd aan gehouden. Als ik bewoog, schoten zij. Het is een strijd om niet in paniek te raken. Op zulke momenten heb ik cadeaus zoals die van jou hard nodig om mijn kalmte te bewaren. Daardoor doe ik dingen die ik niet voor mogelijk hield. Net als bij kanker staat overleven centraal in zo’n gijzelingssituatie. Ik hoorde dat mijn gijzelnemers geïnfecteerd waren met malaria en ik heb aangeboden hen te behandelen. Er was geen voorbedachte rade. Geen moed. Het was puur overlevingsinstinct. We zijn vrijgelaten. En tja, ik denk dat het behandelen van mijn gijzelnemers mij geholpen heeft bij de traumaverwerking.”
Huub: “Ik denk het ook. Je hebt de regie genomen en gehandeld in het verlengde van wie je bent. Dat is essentieel. Als traumapsycholoog was ik betrokken bij het grootste verkeersongeluk in de Nederlandse geschiedenis, het mistongeluk bij Prinsenbeek in 1990. Ik zag toen dat politiemensen hier veel vaker een trauma aan overhouden dan brandweermensen of verpleegkundigen. Die laatsten konden handelen, de politie stond aan de zijlijn en moest machteloos toezien. Dat is veel moeilijker.”
Julia: “Boeiend zeg!”
Huub: “Er zijn aanwijzingen dat anderen helpen zelfs helend kan werken. In het boek The healing brain las ik ooit dat onderzoek laat zien dat het aantal afweerstoffen in het bloed toeneemt als proefpersonen filmbeelden zien van weldoeners aan het werk, zoals Moeder Theresa in de sloppenwijken. Alleen al het toekijken verbetert de activiteit van afweercellen. Dus als dat al je immuunsysteem versterkt, moet je voorstellen welke kracht actief helpen kan hebben.”
Julia: “Er wordt mij vaak gevraagd hoe ik ondanks mijn kanker toch mijn werk in Afrika kan doen. Ik kwam nooit verder dan zingeving. Maar nu heb ik een écht antwoord. Diep en waardevol. Op welke manier heeft helpen een helend effect?”
Huub: “Weet je wat spiegelneuronen zijn? Als ik nu een bonbon tegen de muur gooi en jij ziet dat gebeuren, dan speel je die handeling onbewust in je brein na. Hetzelfde gebeurt met emoties. Als ik schater van het lachen, dan lach jij mee in je hoofd. Daarom werkt lachen vaak ook aanstekelijk. Die spiegelhormonen vormen de basis voor empathie. Als je dat doortrekt, kun je ook stellen dat door anderen te helpen, je indirect jezelf ook helpt.”
Julia: “Zo voelt het voor mij ook. Dat gevoel was zo sterk dat ik tegen doktersadvies in chemotherapie heb geweigerd.”
Huub: “Waarom heb je chemo geweigerd?”
Julia: “Het is niet zo dat ik tegen chemo of reguliere behandelingen ben. Ik ben geopereerd, heb medicatie gekregen tegen de uitzaaiingen in de botten en ik zat onder de morfinepleisters vanwege de pijn. Ik heb puur sec gekeken naar wat chemo met je lijf doet. Mijn conditie zou dusdanig verzwakken dat ik niet naar Afrika kon. Dat was geen optie. Het enige wat telt, is kwaliteit van leven. Ik ben niet bang om te sterven. Ik ben naar Afrika gegaan en ondanks die pijn ben ik blijven werken. Ondertussen heb ik trouw mijn pillen ingenomen. Langzaam ging het beter.”
Huub: “Maar wat zeggen de artsen? Je was toch opgegeven?”
Julia: “Ze hebben me een paar keer opgegeven. Maar ik ben er nu van verlost.”
Huub: “Dat is ongelooflijk! Uitzaaiingen in de botten is meestal een teken dat je in het eindstadium van je ziekte zit. Maar je bent er nog – vijftien jaar na dato.”
Julia: “Ik ben door een hel gegaan, maar ik ben er nog én ik voel me goed.”
Huub: “Maar waarom wil je het niet hebben over sterfelijkheid?”
Julia: “Er zijn twee dingen zeker in dit leven: dat je geboren bent en dat je sterft. Het enige wat telt, is wat je in de tussentijd doet.”
Huub. “Zo is het. Te veel met de dood bezig zijn, is zoiets als tegen de zon in kijken, dat houdt geen mens vol.”
Meer weten:
• driveagainstmalaria.nl
• traumaopvang.com