In 2007 bleek dat Wendy weke delenkanker had. Ze was 31 jaar en gelukkig getrouwd met Johan. Samen hadden ze een zoon, Marlon. Hoewel ze in het begin hoopvol was, bleek het een gevecht tegen de bierkaai. Ze besloot dat ze op een waardige manier wilde sterven. Dit is het verhaal van haar vader Gerard Mak.
“Het was 2 december 2008. Voor de meeste mensen een doodnormale werkdag. Kinderen haastten zich naar school en af en toe hoorde je een ouder hen aansporen haast te maken. Het weer was somber. In de verte doemde een hagelbui op. Binnen niet al de korte tijd zou de straat wit zien.”
“‘Ik ga met Joyce naar Wendy toe om te kijken wat ze aan moet’, zei mijn vrouw José nerveus. ‘Haar buik is veel te dik’, zei ik waarmee ik eigenlijk wilde zeggen dat een mooi T-shirt niet zou gaan. ‘Het gaat alleen om de bovenkant’, verduidelijkte ik, ‘meer is toch niet zichtbaar.’ Ze knikte begrijpend hoewel ik niet wist of ze dit ook zo begrepen had. Soms hadden we aan twee woorden genoeg, maar in deze dagen van spanning konden we elkaar om de kleinste dingen afsnauwen. Alsof we geen liefde voor elkaar voelden terwijl we juist nu elkaars steun zo dringend nodig hadden. Maar we zaten emotioneel op andere golflengtes waardoor je allerlei verwarringen kreeg en elkaar verwijten maakte.”
Morfine
Gisteren hadden we voor het laatst foto’s gemaakt van onze drie kinderen en gelukkig had Wendy een goed moment. De kinderen stonden er prachtig op. Wendy lachte, ondanks haar pijn. Een juist moment waar we intens gelukkig mee waren. Even zag ik weer die glimlach die ze altijd had. Een beetje ondeugend. Meer schalks.”
“Maar nu, dinsdag 2 december 2008, was ze aangesloten op de morfinepomp. Verplegend personeel had de pomp de avond ervoor aangebracht. Haar beslissing had ze de zondag daarvoor al zelf genomen. Een beslissing om vredig en vooral zonder pijn heen te gaan. Eindelijk had ze de knoop doorgehakt, maar het was niet mis om die beslissing te nemen. Alsof ze haar eigen doodvonnis tekende. Door de enorme pijn die ze leed, kon ze niet anders en wilde ze niet anders. Iedereen had er vrede mee. Ook wij: nabestaanden en vrienden.”
“‘Ga maar’”, zei ik, ‘geef er maar aan toe en als het zover is. Neem dan de sneltrein.’”
“’s Middags rond twee uur zou er een slaapmiddel bijkomen. Dit zou het proces versnellen en psychisch dragelijk maken. Ze zou langzaam gaan slapen om vervolgens voorgoed weg te zakken voor de laatste reis van haar leven.”
Elkaar troosten
“‘Ik ga’”, zei José terwijl ze op haar klokje keek. Het was half tien. Voor het laatst ging ze naar haar dochter om haar nog éénmaal te spreken. Misschien was het na twee uur niet meer mogelijk.”
“‘Ik ga tussen de middag. Als die kleine jongen er is’, zei ik stoer. Ik had geen idee wat mijn vrouw voelde. Ik zag haar samen met mijn andere dochter Joyce weggaan. Ik huilde. Dikke krokodillentranen. Voor het eerst in mijn leven riep ik mijn moeder aan alsof zij bij machte was om ons de helpende hand toe te reiken. De tijd kroop voorbij. Urenlang leek hun afscheid te duren. Uiteindelijk kwamen ze lamgeslagen terug. Joyce verdween onmiddellijk naar de kinderopvang waar ze werkte om zoveel mogelijk afleiding te creëren. José kroop stilletjes weg in onze slaapkamer. Ze huilde om het aanstaande verlies van haar dochter.”
“De machteloosheid die ik voelde, was verschrikkelijk. Ik kon niets anders dan haar omarmen. Samen huilen en elkaar troosten. Meer niet. Boos worden had geen zin meer. Misschien was het beter zo.”
“Tegen half een liep ik het huis uit om afscheid te nemen van mijn dochter. Het voelde alsof ik door een smalle gang in een gevangenis liep, naar de cel van een ter doodveroordeelde. Voor het laatst haar spreken. Voor het laatst een handje geven of een dikke knuffel. Wat moest ik zeggen? Goede reis? Houd je taai? … Nooit kwam ik woorden tekort en nu stagneerde alles. Weer die waterlanders.”
“Midden op straat stond ik stil. Ineens uit het niets, kwam de berusting. Diezelfde berusting, die ik Wendy gunde. Alsof ik blij moest zijn. Tevreden dat ze deze keuze heeft gemaakt en dat het eindelijk zover is. Ik zuchtte diep en veegde mijn gezicht droog.”
“Ik stapte het huis binnen en zag haar liggen, we lachten tegen elkaar. Doordat ze met opgetrokken knieën in bed lag, pakte ik een van haar knieën beet en wreef er over.”
“‘Gaat het?’ vroeg ik zonder na te denken over die vraag. Ze knikte, maar vertelde me ook dat ze verschrikkelijk misselijk was. Net zoals in die eerste week toen ze in het Anthoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis haar chemokuur onderging.”
“Marlon, haar zoon, kwam van school en at zijn broodje op. Hij speelde met zijn gameboy en had mij slechts met een ‘hallo opa’ begroet. Nog tien minuten en dan moest ook hij afscheid nemen van zijn moeder. Die gedachte sneed als een mes door mijn ziel. Hoe zou dat gaan? Wilde ik daar bij zijn?”
“Het was zover, Wendy riep haar zoontje Marlon bij zich. ‘Als je straks van school komt, slaap ik misschien al. En misschien zien we elkaar dan niet meer.’
Ik zag het lipje van die kleine jongen pruilen. Hij huilde niet, maar liep bij het bed weg en sprong in de armen van zijn vader.
‘Kom’, zei ik, ‘geef mama nog even een kus.’
Marlon kwam naar me toe en ik tilde hem op. Ik hield hem boven zijn moeder waarna hij zijn twee handjes om de nek van zijn moeder legde. Hij knuffelde haar innig en zei tot slot: ‘Nou, mam, tot ziens bij de sterren.’
‘Ja’, zei Wendy doodnuchter, ‘ik zie je wel bij de sterren.’
Hij trok zijn jas aan, zwaaide nog even en verdween voorgoed uit haar beeld.
Voor Marlon was het afscheid nemen normaal geworden. Hij leefde er dagelijks mee en het laatste jaar was voor hem beslist geen kinderjaar.”
Liefde
“Ik zat onwennig aan het voeteinde en we keken elkaar aan. Onze ogen spraken boekdelen. Wederzijdse liefde en dankbaarheid waren in ogen te lezen. Een traan rolde over haar wang en ook bij mij kwamen de tranen weer.”
“‘Ik heb het er verschrikkelijk moeilijk mee’, bekende ik. Ik boog me voorover en pakte haar beet. We huilden allebei. Zachtjes streek ik haar over haar haren en kwam overeind. De ontlading was maar even. Ik pakte haar hoofd zachtjes met mijn beide handen en kuste haar op haar voorhoofd. Onbewust snoof ik haar geurtje op om vervolgens zachtjes door haar haar te strijken.”
“‘Ik ben er trots op dat je de stap hebt genomen’, moedigde ik haar aan. ‘Ik zal je missen.’
Ze knikte want ieder woord dat ze moest zeggen kostte haar energie of was haar misschien wel teveel. En straks kwam haar broertje Jeffrey ook nog afscheid nemen. En niet te vergeten haar eigen man Johan.”
“Zwijgend zaten we een beetje voor ons uit te staren. Alles was al gezegd. Na haar dood zou ze me komen opzoeken en ik hield haar aan haar belofte. Ze lachte en knikte weer. Dodelijk vermoeid. Ik had me voorgenomen om er niet meer drama van te maken. Als mijn zoon Jeffrey voor de deur zou staan, was het mijn beurt om op te stappen.”
“‘Nou’, zei ik nogmaals, ‘dan ga ik maar. En houd je aan je belofte.’
‘Ik kom naar je toe’, beloofde Wendy me plechtig. ‘Misschien in je droom, maar ik laat het zeker weten.’
Eenmaal buiten barstte ik in huilen uit. Ik zou haar nooit meer kunnen spreken. Nooit meer horen lachen. Nooit meer haar stem. Nooit meer die krullen voelen, een kus, een knuffel of zomaar een hand door mijn haar. Slechts herinneringen blijven over. Ik was blij dat ik de geur van haar had opgesnoven. Ik rook het al. Mijn tranen stroomden even hard als de regen.”
“Thuis troostte José me. We vielen voor de zoveelste keer in elkaars armen en huilden. Huilden om ons kind die we gingen verliezen.”
Wendy is op 3 december 2008 vredig ingeslapen. Ze was 32 jaar.
Gerard Mak won met deze hartverscheurende brief een verblijf in een vakantiehuis van Staasbosbeheer in Drenthe voor hem en zijn familie.