De ziekte waarvoor we misschien wel het meest bang zijn, is kanker. Gelukkig krijgen wetenschappers steeds beter door hoe deze ongewenste groei van cellen verloopt (en dus ook hoe hij een halt kan worden toegeroepen). Wat betekent nieuw onderzoek voor de toekomst? En wat kunnen we nu al zelf doen om het risico op kanker te verlagen?
Vier jaar geleden dacht celbioloog Bettina Weigelin van het Radboudumc dat ze iets fout gedaan had in de voorbereiding van haar proef, waarin ze met een multifotonmicroscoop in een melanoom (een kwaadaardige moedervlek) in de huid van een muis keek. De multifotonmicroscoop maakt gebruik van lasertechniek. Ze was de eerste die met deze techniek in levend weefsel keek: 3D-beelden in kleur. Haar mond viel open van verbazing. “Als kankerwetenschapper ‘weet’ je dat kankercellen zich een weg banen door gezond weefsel en daarbij dat weefsel kapot maken”, zegt ze. “Maar wat ik zag was iets heel anders: de tumorcellen kropen door holtes langs bloedvaten, tussen spierweefsel of langs zenuwbanen. Ze verplaatsten zich dus langs open plekken die er al waren. Daarbij maakten ze niets kapot. Ze kozen de weg van de minste weerstand.”
Pacman
Met de multifotonmicroscoop kon ze ook zien hoe het immuunsysteem op de kankercellen reageert. Het was schitterend om te zien. Weigelin: “De afweercellen gaan via dezelfde routes als de uitzaaiende kankercellen. Ze jagen als het ware achter de tumorcellen aan. Het is net of je naar het spelletje Pacman zit te kijken.”
Die twee nieuwe inzichten inspireerden haar om diepgaander onderzoek te doen naar immuuntherapie, een techniek om de eigen afweer van het lichaam te versterken: afweercellen worden uit het lichaam van de patiënt gehaald, in het laboratorium vermeerderd en teruggeplaatst. Bij sommige patiënten werkt het en bij anderen niet. Bij die laatste groep lijken de zogenaamde ‘killercells’ de tumorcellen eronder te krijgen, maar verliezen ze het uiteindelijk toch. Misschien zou ze met nieuwe inzichten kunnen achterhalen waarom dat zo is.
Tumorcellen opruimen
Weigelin richtte zich voornamelijk op één type afweercellen, de cytotoxische T-lymfocyten (CTL). “We ontdekten dat een herhaalde aanval van CTL’s in staat is om afweerresistente kankercellen alsnog te doden. De mate waarin kankercellen gedood werden, was het hoogst in gebieden waar de concentratie CTL’s het hoogst was.”
Omdat tumorcellen toch ongevoelig kunnen worden voor deze bestrijdingsmethode, onderzocht Weigelin ook een andere vorm van immuuntherapie: een methode die gebruikmaakt van monoklonale antilichamen. Dit zijn signaalstoffen die aan de CTL’s binden en ze aansporen om nog betere ‘killers’ te worden.
Ook deze vorm van therapie zijn de kankercellen echter soms te slim af. In experimenten met muizen ontdekte ze dat bij het combineren van beide therapievormen de tumorcellen alsnog worden aangepakt. Weigelin: “In tumoren die behandeld waren met antilichamen, overleefden de CTL’s langer, konden ze zich beter binden aan de tumorcellen en bleven ze langer actief in het aanvallen van tumorcellen. Daardoor werd het remmen van de tumorgroei sterk verbeterd.”
Ontsluiering
Wat betekent dit nu voor de toekomst? Is het einde van kanker in zicht? “Helaas nog niet”, zegt Weigelin. “Maar we zijn misschien wel een klein stapje dichterbij. Het immuunsysteem zit ongelofelijk ingewikkeld in elkaar. We begrijpen er nog maar een fractie van. Immuuntherapie werkt niet bij iedereen en ook niet bij elke vorm van kanker. Sommige mensen ervaren heftige bijverschijnselen. Hoe kan dat? Welke vormen van immuuntherapie kunnen worden gecombineerd bij welke vorm van kanker? Hoe kunnen we de techniek gerichter inzetten en dus veiliger maken? Die antwoorden zijn een beetje dichterbij gekomen, maar er is nog veel onderzoek te doen.”
Weigelin gelooft dat er een dag komt waarop kanker geen ongeneeslijke ziekte meer is en dat er wellicht ooit een vaccin komt tegen kanker. “Dat is wat me in mijn onderzoek drijft. We zijn er nog lang niet. Maar we zijn weer een stapje dichter bij de ontsluiering van het geheim.”
Leefstijl
Kunnen we zelf eigenlijk iets doen om kanker te voorkomen? “Zeker”, zegt Ellen Kampman, hoogleraar Voeding en Ziekte aan Wageningen University & Research Centre. “Het risico op kanker wordt beïnvloed door genetische aanleg, maar ook door je leefstijl. Naar schatting dertig procent van de nieuwe kankergevallen in Nederland wordt veroorzaakt door een ongezonde levensstijl. Van roken weet inmiddels iedereen wel dat je er kanker van krijgt, maar ook onze voeding en beweging spelen een belangrijke rol.”
In de loop der decennia zijn tienduizenden studies gedaan naar het effect van voeding op de ontwikkeling van kanker. Resultaten hiervan worden in meta-analyses samengenomen. Op basis van die bevindingen heeft een panel van experts in opdracht van het Wereld Kanker Onderzoek Fonds richtlijnen opgesteld voor het voorkomen van kanker. Op nummer één staat ‘voorkom overgewicht’. “Overgewicht en obesitas verhogen het risico op met name dikkedarmkanker, baarmoederkanker en borstkanker”, zegt Kampman. “Dat gebeurt op verschillende manieren. Vetcellen verhogen de hoeveelheid geslachtshormonen zoals oestrogeen in het lichaam, die het risico op bijvoorbeeld borstkanker verhogen. Vet rond de taille kan het lichaam aanzetten tot het maken van groeihormonen. Ook dat verhoogt het risico op kanker. Vetcellen rondom organen kunnen daarnaast ook ontstekingen en insulineresistentie veroorzaken, die op hun beurt weer de kans op kanker doen toenemen. Zorg dus voor gezond lichaamsgewicht en een slanke taille. Ook bewegen is trouwens ontzettend belangrijk om het kankerrisico te verlagen, door een vermindering van het overgewicht of direct door bijvoorbeeld de darmpassage te versnellen of de hormoonproductie gunstig te beïnvloeden.”
Inkopper
Wat de meeste mensen ook wel weten: alcohol verhoogt het risico op kanker. Kampman: “De laatste jaren zijn daar verschillende onderzoeken over gepubliceerd. Zeker bij vrouwen geeft het een hoger risico op borstkanker. Alcohol is de meest toxische stof in de voeding van de mens, voor zover je alcohol onder voeding wilt scharen.”
Nog een inkopper: eet voldoende groenten en fruit. Toch weet niet iedereen waarom dat zo belangrijk is. Kampman: “Groenten en fruit beschermen in de eerste plaats tegen kanker omdat ze barsten van de gezonde voedingsstoffen zoals vitaminen en mineralen die ons lichaam gezond houden. Ze bevatten bovendien fytochemicaliën die de cellen in ons lichaam beschermen tegen schade die tot kanker kan leiden. Ook het feit dat ze barsten van de vezels zorgt ervoor dat ze het risico op kanker verlagen. Net als volkorenproducten en peulvruchten overigens. Uit onderzoek blijkt dat voedingsvezels het risico op dikkedarmkanker aanzienlijk verlagen.”
Minder rood vlees
Onlangs kopten de kranten dat je van rood vlees kanker krijgt. Hoe zit dat? “Oud nieuws”, zegt Kampman. Ze begrijpt de ophef dan ook niet die over die krantenberichten ontstond. Volgens haar weten we al heel lang dat rood vlees (vlees van zoogdieren zoals runderen, varkens en wild) en bewerkt vlees (gezouten vlees zoals vleeswaren en worst) het risico op darmkanker verhogen. “De rode kleur heeft rood vlees te danken aan een natuurlijke kleurstof, heemijzer. Dat hebben wij zelf ook in ons bloed. Het lichaam kan die stof zelf afbreken, maar wanneer we er te veel van binnenkrijgen, kan het de dikke darm beschadigen, waardoor uiteindelijk kanker kan ontstaan. Eet daarom liever niet meer dan vijf keer per week een stukje rood vlees bij de maaltijd, en liever nog minder. Bewerkt vlees is vaak ook erg rijk aan zout. Zout kan het risico op maagkanker verhogen, waarschijnlijk doordat het de maagwand beschadigt.”
Troost
Kunnen we voedingssupplementen slikken om het risico te beperken? “Helaas niet”, zegt Kampman. “Sterker: onderzoek toont aan dat een hoge dosis van bepaalde voedingssupplementen het risico op kanker kan verhogen. In de jaren negentig deed men in Finland een onderzoek onder dertigduizend zware rokers. In die tijd ging men ervan uit dat het de antioxidanten in groenten en fruit zijn die vrije radicalen aanpakken en daarmee het risico op kanker verlagen. De onderzoekers verdeelden de groep in tweeën. De ene groep kreeg extra bètacaroteen (de oranje kleurstof in worteltjes) en de andere groep kreeg een placebo. De verwachting was dat zich in de placebogroep meer kanker zou ontwikkelen, maar het tegengestelde bleek het geval: juist in de groep rokers die bètacaroteen gesuppleerd kreeg, steeg het risico op longkanker. Met andere woorden: we weten dat onze voeding voedingsstoffen in de juiste dosis bevat die ons beschermen tegen kanker, maar hóé ze dat doen, weten we niet. Waarschijnlijk is de samenwerking met andere stoffen zoals isoflavonoïden en vezels belangrijk, maar daar weten we het fijne nog niet van. Maar één troost: als je gewoon gezond en gevarieerd eet, heb je geen supplementen nodig.”
Deskundigen
– Bettina Weigelin is als celbioloog verbonden aan het Radboudumc en promoveerde op haar onderzoek naar immuuntherapie. Daarnaast werkt ze bij het MD Anderson Cancer Center in de Verenigde Staten.
– Ellen Kampman is hoogleraar Voeding en Ziekte aan Wageningen University & Research Centre. In haar onderzoek richt zij zich onder meer op het verband tussen leefstijl en kanker.